Femke Roosma
  • Home
  • Scientific Publications
  • Opinieartikelen
  • Gemeenteraadslid Amsterdam 2010-2022
    • Inzet en Resultaten 2018-2022
    • Inzet en Resultaten 2014-2018
    • Inzet en Resultaten 2010-2014
    • Blogs
    • Notities

Versterk de lokale economie met een eigen Amsterdamse munt

11/5/2021

0 Comments

 
Parool 5 november 2021
Jasper Blom, Femke Roosma en Rens van Tilburg

De Amsterdamse middenstand zit in de knel. De groenteman, de kledingzaak, het restaurant op de hoek; ze hebben allemaal de afgelopen jaren steeds meer handel verloren aan de grote internationale platformbedrijven. Een ontwikkeling die door de coronabeperkingen in een stroomversnelling is gekomen. Nu de economie weer aantrekt, dreigen vooral Amazon, Bol.com, Gorillas en Getir daarvan te profiteren. Het resultaat: lege winkelpanden, afnemende werkgelegenheid, minder verse groenten en minder gezelligheid in de straten.

Hoe kunnen we meer geld in de stad houden, zodat lokale ondernemers en Amsterdammers zelf profiteren van onze lokale economie? Over heel de wereld hebben gemeenten inmiddels goede ervaringen opgedaan met een eigen lokale munt naast de nationale, of in ons geval Europese, munt. Anders dan de euro moet de lokale munt eerst enkele malen lokaal worden uitgegeven voordat deze naar buiten mag vertrekken. Dat is geen probleem voor Amsterdammers die sowieso hun krantje kopen bij de kiosk op de hoek en daar een lekkere koffie bij drinken van dat leuke zaakje ernaast. Dat is wel een probleem voor Amazonbaas Jeff Bezos, voor wie Amsterdam niet meer is dan een vlekje op de aardbol waar hij met zijn raket overheen vliegt.

Sleutelrol voor gemeente
Met een Amsterdamse daalder stimuleren we lokale consumptie en creëren zo werk en inkomen voor Amsterdammers. Het zorgt er voor dat geld terechtkomt bij mkb’ers die netjes belasting betalen, in plaats van bij multinationals die hun winsten met schimmige constructies wegsluizen naar een belastingparadijs. Zo draagt de lokale munt bij aan het verminderen van ongelijkheid en levendige winkelstraten.

In zijn recente boek De koop lokaal booster zet lokaalgeldpionier Henk van Arkel helder uiteen hoe een lokale munt werkt. Daarbij speelt de gemeente een doorslaggevende rol. In de eerste plaats door zelf lokaal in te kopen met de Amsterdamse daalder en zo lokale ondernemers in het netwerk te trekken, maar ook door andere grote inkopers te stimuleren hetzelfde te doen. En natuurlijk door zelf de lokale munt te accepteren en te gebruiken voor bijvoorbeeld eindejaarsuitkeringen aan minima. Zo creëer je de kritische massa om het voor ondernemers en inwoners aantrekkelijk te maken de munt te gebruiken.

Dat is bijvoorbeeld ook gebeurd in de Engelse gemeente Preston (130.000 inwoners), waar ook de politie, scholen en woningbouwverenigingen gingen meedoen. Tussen 2012 en 2016 groeide het aandeel lokaal in de inkoop van de gemeente van 5 procent naar 18 procent. Meer dan driekwart van de inkoop was afkomstig uit de regio Lancashire, een verdubbeling ten opzichte van 4 jaar daarvoor. Het leverde Preston de titel ‘meest verbeterde gemeente’ in het Verenigd Koninkrijk op, en navolging van een stad als Manchester wat betreft het lokale inkoopbeleid.

Successen in het buitenland
Eerder al ging in de Londense wijk Brixton de Brixton pound van start. Op het Italiaanse eiland Sardinië circuleert de Sardex. Daar betalen nu 150.000 consumenten mee, en 5000 ondernemers draaien jaarlijks een omzet van gemiddeld 25.000 euro in de Sardex. Waar ‘gewone’ euro’s al na een of twee transacties verdwijnen naar elders, circuleert de Sardex gemiddeld zesmaal lokaal. De Italiaanse regering probeert nu het succes van Sardinië te herhalen in andere regio’s.

Amsterdam heeft een rijke monetaire historie. De Amsterdamse Wisselbank, opgericht in 1609, was de voorloper van de centrale banken zoals we die nu kennen. Vandaag lopen ondernemende Amsterdammers voorop in innovatieve betalings-fintech zoals Adyen en Mollie. Nu platformbedrijven er steeds vaker en sneller met het geld vandoor gaan en nu Facebook zelfs met een eigen munt komt, is het tijd om een nieuw hoofdstuk toe te voegen aan die monetaire historie: het is hoog tijd dat de republiek Amsterdam zijn eigen munt krijgt!

Rens van Tilburg, directeur Sustainable Finance Lab
Femke Roosma, fractievoorzitter GroenLinks Amsterdam
Jasper Blom, research fellow Sheffield Political Economy Research Institute
0 Comments

Municipalisme: Katalysator van verandering

6/21/2019

0 Comments

 
Rutger Groot Wassink & Femke Roosma
De Helling - 
https://wetenschappelijkbureaugroenlinks.nl/artikel-tijdschrift/municipalisme

De stad is de plek om politiek opnieuw uit te vinden. Uit de instituties, terug naar de buurt, het plein, de agora. Dat is het idee achter municipalisme, de nieuwe links-progressieve beweging die in allerlei Europese steden opduikt en zich presenteert als een alternatief voor het neoliberalisme. Wat is municipalisme precies, en wat heeft het GroenLinks en steden als Amsterdam te bieden?  

Amsterdam als klein Gallisch dorpje dat dapper weerstand biedt aan (en alternatieven voor) het groeiende rechts-populisme dat zich opwerpt als uitdager van het mondiale neoliberalisme. Dat beeld werd veelvuldig gedeeld op sociale media na de bekendmaking van de Amsterdamse uitslagen bij de Provinciale Statenverkiezingen. Op een avond die verder in het teken stond van de opkomst van Forum voor Democratie, bood dat beeld velen hoop op een progressief alternatief. En Amsterdam bleek niet uniek. Naarmate de avond vorderde, kwamen er vele Gallische dorpjes bij waar linkse progressieve partijen aan invloed wonnen, zoals Utrecht, Groningen en Amersfoort. Het bevestigt de linkse opmars sinds de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar in Nederlandse steden. Het is een beweging met een ander karakter dan de ooit zo sterke sociaaldemocratie. Deze beweging is democratischer, meer grassroots en vooral ook meer systeemkritisch dan in de afgelopen decennia.

Deze opkomst van lokale progressieve politiek kan geplaatst worden in een bredere, wereldwijde trend. Sinds een paar jaar duiken overal in Europa, maar ook in Noord- en Zuid-Amerika, nieuwe links-progressieve politieke initiatieven op die de burgers in de stad, de gemeente en de buurt tot het centrum van verandering maken. Deze zogeheten municipalistische bewegingen bieden hoop op een uitweg uit de diepe crisis van traditionele centralistische sociaaldemocratische machtspartijen in Europa, die een onvoldoende overtuigend antwoord hebben op neoliberale globalisering en de daaraan gerelateerde opkomst van nationalistisch populisme. Waarom ontstaan deze bewegingen in de steden? Wat houdt het municipalisme precies in? Welke alternatieven biedt het ons? Is er een voedingsbodem voor municipalistische verandering in Nederlandse steden?

De stad als basis voor verandering
Deze tijd kenmerkt zich door een groeiende disbalans tussen markt, burgers en overheid. Kort gezegd: de dominante neoliberale visie op economie en maatschappij heeft geleid tot een disproportionele rol voor ‘de markt’ in zowel de economie als de publieke dienstverlening en het maatschappelijke verkeer. Die ver doorgeschoten marktwerking zorgt niet zozeer voor meer (kosten)efficiëntie, maar leidt tot ongewenste machts- en vermogensconcentratie en bijbehorende groeiende ongelijkheid, segregatie en maatschappelijke tegenstellingen. Tegelijkertijd is er door globalisering, internationale crises (financieel, klimaat) en het overhevelen van bevoegdheden door nationale staten naar de Europese Unie een discrepantie ontstaan tussen machts- en besluitvorming op Europees en mondiaal niveau en de (beperkte) autonomie van steden zoals Amsterdam, waar zich de gevolgen van die trends het meest duidelijk manifesteren.

In die steden is de sociaaleconomische ongelijkheid het duidelijkst zichtbaar, net als de overname van binnensteden door een rijke bovenlaag en door buitenlandse investeerders die het grootste deel van de winsten wegsluizen. Daarnaast ook in de vervuiling, de aanslag op de leefbaarheid door massatoerisme, en de ‘financialisering’ van de economie die ervoor zorgt dat groei van het BNP niet meer afhankelijk is van productiviteitsstijging maar waarin geld met geld – speculatie – gemaakt wordt. In de steden leven verschillende culturele, etnische en religieuze bevolkingsgroepen bij elkaar, en worden tolerantiegrenzen het scherpst uitgedaagd. Daar zien we het duidelijkst dat het neoliberale systeem niet functioneert en neemt het vertrouwen in de politiek die binnen dat systeem moet opereren, het snelste af.

De stad en de gemeente vormen tegelijkertijd het beste niveau om de problemen en uitdagingen aan te gaan waar de huidige Europese maatschappijen mee worstelen. Democratische legitimiteit en vertrouwen in de politiek kunnen hersteld worden door burgers direct te laten participeren in de vormgeving van hun stedelijke leefomgeving en besluiten over de toekomst van de stad. Het gevoel van gemeenschap en solidariteit, uitgehold door individualisme en consumentisme, kan veel beter worden versterkt op buurtniveau. Culturele tegenstellingen kunnen worden overwonnen doordat mensen elkaar ontmoeten, in dialoog gaan, en solidaire structuren opbouwen. Steden kunnen in de praktijk beter nieuwe duurzame vormen van productie, bouwen en openbaar vervoer stimuleren. Op gemeentelijk niveau kan het ideaal van commons concreet worden vormgegeven en zo de dominantie van de mondiale economische machten terugdringen: door solidaire wijkeconomieën en coöperaties in de zorg, duurzame energie en andere diensten te ondersteunen of op te zetten. Stedelijke systemen van data-commons kunnen worden gecreëerd, om niet afhankelijk te zijn van Google, Facebook of Airbnb.

‘Meer burger’
De nieuwe stedelijke bewegingen laten zich inspireren door theoretici als Saskia Sassen, David Harvey, Henri Lefebvre en Murray Bookchin met zijn ‘libertair municipalisme’ of communalisme. Deze lijn van denken is ‘bottom-up’, propageert vormen van directe democratie en wil diensten en economie meer in gemeenschapshanden brengen.

Zij willen niet zozeer ‘meer overheid’, maar vooral ‘minder markt en meer burger’. Maar dan niet in de zin van meer individualisme of het afschuiven van verantwoordelijkheid op individuen. Het gaat hen om collectieve oplossingen waarin georganiseerde burgers meer zeggenschap nemen en krijgen over hun leven, hun werk en hun omgeving. Zeggenschap die zij terugnemen van inflexibele overheidsbureaucratieën maar vooral ook van het mondiaal opererende grootbedrijf, die - in staat gesteld door financiële globalisering en neoliberale deregulering - steeds meer geld wegsluizen ten bate van een kleine groep aandeelhouders. Het gaat om het versterken van democratische, inclusieve en egalitaire samenwerkingsverbanden in de stad, het beteugelen van de markt en sterke economische partijen die dergelijk zelfbeheer in de weg staan, het wegnemen van obstakels daarvoor in nationale en Europese wetgeving en het drastisch kantelen van een gemeentelijke bestuurscultuur om dit alles te faciliteren. Door deze benadering ‘van onderop’ kan het politiek vertrouwen hersteld worden, kunnen mensen weer multidimensionale burgers (in plaats van ‘consumenten’ of ‘klanten’) worden, kunnen zij de gezamenlijkheid herstellen die is uitgehold door individualisering en de afbraak van de welvaartstaat (en het solidariteitsprincipe dat daarbij hoort).

Er zijn uiteenlopende voorbeelden van lokaal beleid dat progressieve steden kunnen voeren om een tegenmacht te vormen tegen rechts(populistische) nationale regeringen. Hoe verschillend ook, een reeks algemene kenmerken hebben al deze voorbeelden gemeen. Zij staan voor een inclusieve, open, vrije en antiracistische stad. Daarmee volgen zij een linkse traditie, met waarden en uitgangspunten die ook passen in een progressief liberale agenda. Zij uiten bovendien, anders dan de sociaaldemocraten en andere sociaalliberale partijen de afgelopen decennia, weer openlijk kapitalismekritiek. Zij presenteren zich als een alternatief voor het neoliberalisme, met zijn nadruk op privatisering, de markt en zijn individualistische cultuur, en tegelijkertijd voor de nationaal-populistische bewegingen die in het vacuüm zijn gedoken dat de gevestigde politiek heeft laten ontstaan.

Fearless cities
Het municipalisme manifesteert zich al in verschillende vormen. De gematigde laten zich inspireren door Benjamin Barbers boek Mayors Rule The World. Barber bepleit vooral meer macht voor (het bestuur van) de steden, ten opzichte van de natiestaat en het internationale niveau. Barber stelt dat burgemeesters minder ‘politiek’ zouden opereren en dus voor de meest rationele oplossing zouden gaan. Zijn benadering is vergelijkbaar met pleidooien voor een technocratisch bestuur. Hij negeert zo de ongelijke machtsverhoudingen in een geglobaliseerde wereld die het systeem – in stad, land, Europa en de wereld als geheel – in stand houden. En hij biedt geen oplossing voor de bestaande praktijk dat steden onderling concurreren om investeerders aan te trekken en zo alleen maar een extra dimensie toevoegen aan de ‘race to the bottom’; het feit dat Amsterdam succesvol is, betekent alleen maar dat andere steden het onderspit delven. De gezamenlijke winst is veel lager, want dergelijke competitie betekent meer macht voor de grote bedrijven, lagere belastinginkomsten en stijgende huizenprijzen.

Andere vormen van municipalisme gaan verder en tooien zich met namen als Fearless Cities, Rebel Cities, Transformative Cities, of Gemeenten voor de Verandering. Zo zijn er zijn ruim 1600 steden wereldwijd waar geprivatiseerde diensten (energie, water, gezondheidszorg, kinderopvang) weer in gemeenschapshanden zijn genomen, om zo de door marktwerking gestegen kosten en gedaalde kwaliteit en toegankelijkheid te keren. Bijna 400 ‘klimaatburgemeesters’ van Amerikaanse steden voeren, tegen de regering-Trump in, beleid dat zelfs verder gaat dan het Klimaatakkoord van Parijs. Burgemeesters van New York, San Francisco, Los Angeles en tientallen andere steden in de VS riepen hun stad uit tot ‘sanctuary city’ toen Trump miljoenen ‘illegalen’ het land uit wilde zetten. Italiaanse steden als Messina, Palermo en Napels – gevolgd door Spaanse steden - willen bootvluchtelingen uit Noord-Afrika met open armen ontvangen. De burgemeesters van New York en Londen namen onlangs het voortouw in een ‘divestment’ campagne, daartoe aangezet door activistische groepen: de steden trekken hun investeringen in fossiele brandstoffen terug.

Gemeenschappelijkheid
Sommige lokale bewegingen gaan nog verder. Zij willen niet alleen een principieel progressief beleid door het stadsbestuur, maar stellen dat daadwerkelijke systeemverandering ook een verandering moet zijn van de manier waarop de economie georganiseerd is, waarop politiek bedreven wordt, en van de individualistische cultuur die diep ingesleten is in zowel de maatschappelijke instituties als in de mindsets van de burgers.

Daarvoor is meer collectiviteit of ‘gemeenschappelijkheid’ nodig. Dat betekent dat die bewegingen de nadruk leggen op radicalere vormen van democratie. Die onderscheiden zich van de traditionele ‘participatie’ (individuele burgers die ‘mee mogen praten’) doordat ze proberen besluitvorming echt gemeenschappelijk te maken en zo de behoeften, wensen en dromen van álle mensen te incorporeren: in de economie, de maatschappij en ook in bijvoorbeeld politieke partijen – of burgerplatforms zoals ze in Spanje heten.
​
Die gemeenschappelijkheid wordt ook nagestreefd via het vormen van zogenaamde ‘samenvloeiingen’ (confluencias in het Spaans). In plaats van de concurrentie aan te gaan met bestaande linkse partijen of actiegroepen, wordt juist geprobeerd op stedelijk of lokaal niveau zoveel mogelijk linkse partijen, sociale bewegingen en activistische burgers onder één noemer samen te brengen om uit te stijgen boven partijpolitieke verkokering en verkaveling. Iedereen neemt op gelijkwaardige basis deel en het politieke programma komt tot stand door uitgebreide inspraak van de achterban. Daarmee proberen deze burgerplatforms dus ook in de politieke en bestuurlijke praktijk hun idealen vorm te geven. Een andere vorm van politiek bedrijven op basis van gelijk(waardig)heid, inclusiviteit, democratie en transparantie, diversiteit, wordt zoveel mogelijk al in de praktijk toegepast en waar mogelijk ook al doorgevoerd in de instituties waarin de platforms functioneren als zij de verkiezingen hebben gewonnen.

Dergelijke vernieuwende politieke praktijk kan op lokaal niveau veel makkelijker tot stand komen. De ‘nabijheid’, de concrete ruimte waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten, leent zich beter voor de gelijkwaardigheid en gemeenschappelijkheid. Deze ‘territoriale’ invalshoek biedt de mogelijkheid om thematische versnippering tegen te gaan en economische en sociale kwesties, veiligheid, maatschappelijke cohesie en ruimtelijke vraagstukken in hun samenhang te benaderen.

Ook het werken aan echte economische alternatieven voor het dominante neoliberale model begint wereldwijd van de grond te komen. Onder noemers als Sociale & Solidariteitseconomie, coöperatieve economie of democratisering van de economie wordt overal geprobeerd de vroeger versnipperde kleinschalige initiatieven samen te smeden tot grotere ‘ecosystemen’ die daadwerkelijk de marktwerking in de economie kunnen terugdringen. Vaak nemen die de stad of buurt als uitgangspunt. Een recente voorbereidende driedaagse conferentie voor het World Social Forum of Transformative Economies, dat volgend jaar in Barcelona duizenden lokale initiatieven uit de hele wereld samenbrengt, verving de oude leus van de andersglobalisten rond de eeuwwisseling (Another World is Possible) door: Een andere economie is al aan het ontstaan!

Vooral de winst van zulke burgerplatforms in veel Spaanse steden heeft de internationale gemeentelijke beweging een stimulans gegeven, en de mogelijkheid om te bewijzen dat zij in de praktijk verschil kan maken door grote steden te besturen. Barcelona is het bekendste voorbeeld, maar inspirerende verhalen komen ook uit andere Spaanse steden, uit Napels en Palermo, uit Grenoble; in de VS uit Richmond of Jackson, Mississippi; uit het Argentijnse Rosario of het Chileense Valparaiso. Dat zijn steden waar die nieuwe progressieve bewegingen in het bestuur zitten. In tal van andere gemeenten ontstaan grotere of kleinere groepen die zich baseren op de municipalistische uitgangspunten. Zij wisselen hun ervaringen uit via online netwerken en internationale bijeenkomsten, zoals de Fearless Cities conferenties.

Hoe onderscheidt het nieuwe municipalisme zich van traditionele linkse bewegingen?
1. Samenwerking in burgerplatforms
2. Nabijheid en een ‘territoriale’ benadering
3. Radicaal links pragmatisme
4. Radicale democratie
5. Diensten en economie in gemeenschapshanden

Municipalisme in Nederlandse steden
In Amsterdam, maar ook in vele andere Nederlandse steden en gemeenten, is er al veel: duizenden mensen zijn actief in kleinschalige economische initiatieven, coöperaties, broedplaatsen, commons die energievoorziening in een straat of buurt gezamenlijk beheren, allerhande maatschappelijk verantwoorde ondernemingen. Sommige initiatieven zijn slechts window dressing, andere zijn wel degelijk zeer duurzaam en sociaal. Het ontbreekt hen over het algemeen nog aan politieke veranderkracht. Vooralsnog is er geen duidelijke gezamenlijke visie die het marktmodel uitdaagt en pleit voor een vergemeenschappelijking’ of ‘socialisering’ van de economie: het weer in dienst stellen van die economie van de behoeften van de mensen, in plaats van de dominante opvatting dat de economie moet zorgen voor zoveel mogelijk materiele of financiële (BNP) groei en dat linkse politiek zich ook in deze dominante visie onderscheidt door via van de economie losgekoppelde sociale maatregelen en progressieve belastingpolitiek die opbrengst meer of minder te herverdelen. Er is nog geen politieke commons-beweging waarin gezamenlijk wordt opgetrokken en structurele veranderingen worden geëist van de overheid en bedrijfsleven, in plaats van subsidiegeld. Maar potentieel voor zo’n nieuwe coöperatieve beweging is er zeker. En de stad leent zich het beste om deze uitdaging aan te gaan.
In de stad, kortom, kan de politiek opnieuw uitgevonden worden. Uit de instituties, terug naar de buurt, het plein, de agora. Zo kan de nieuwe stedelijke beweging de katalysator van politieke verandering worden die uiteindelijk doordringt naar de nationale en Europese niveaus.

Wat kan het municipalisme ons bieden?
Het municipalisme is een strategie die nieuw elan kan geven aan het links progressief denken, de collectieve participatie van burgers, de zelforganisatie, en ook aan (tegen)machtsvorming op een subnationaal niveau. Er zijn nog tal van dilemma’s die verder moeten worden doordacht, ook voor een partij als GroenLinks. Bijvoorbeeld de vraag of democratie een doel op zich is (laat zoveel mogelijk burgers participeren en accepteer waar zij voor kiezen) of een middel om grotere gelijkheid, diversiteit, gemeenschappelijkheid of zelfs systeemverandering te bevorderen. Het kan alleen werken als we het municipalisme laden met onze waarden en uitgangspunten. Daarnaast is er de tegenstelling tussen beweging, partij en stadsbestuur: kun je vanuit de politieke en bestuurlijke instituties wel een beweging creëren?
​
De meeste voorbeelden die hier genoemd zijn, komen voort uit internationale ervaringen, in landen en steden met een heel andere context, politieke cultuur en sociaaleconomische situatie. Daarom moeten we verder doordenken over de toepassing van het algemene municipalistische gedachtegoed op de Nederlandse situatie. Dit verhaal wil daar slechts een eerste aanzet toe zijn. Maar wij zijn er van overtuigd dat de decentrale invalshoek van het municipalisme veel hoopgevende handvatten biedt voor de (systeem)verandering die zo hard nodig is.
0 Comments

'Vrijzinnigheid is niet het probleem van Amsterdam'

11/4/2018

0 Comments

 
Opinie in Het Parool van 4 november 2018
Amsterdam is een stad van vrijheid en vrijzinnigheid. Zeeger Ernsting en Femke Roosma, beiden raadslid van GroenLinks, stellen dat dit karakter moet worden beschermd tegen commercialisering en conservatisme.

De burgemeester zei het ­treffend in haar beëdigingstoespraak: "Het wezen van Amsterdam. Dat is de belofte van vrijheid." In deze stad kan alles. Het is een beeld dat ­Amsterdam koestert. En terecht.

In Amsterdam kun je zijn wie je wilt zijn en je kunt er worden wie je wilt worden. In deze stad maakt het niet uit wie je liefhebt: mens, man, vrouw, of allemaal, tegelijk. Het maakt niet uit in wie of wat je gelooft: God, Allah of Marx. ­Amsterdam is de stad waar je op de Dam kunt slapen voor de vrede. Waar je het bestuurs­gebouw van de universiteit kunt bezetten met een roep om beter, kritischer onderwijs. Waar je in je groene string door de stad kunt skeeleren, zomaar. 

En ook, waar je de geestverruimende middelen mag gebruiken waar jij gelukkig van wordt. Je mag in Amsterdam seks verkopen, zonder dat je daarmee gecriminaliseerd wordt.

Vrijzinnigheid is een uniek ideaal. Het bevrijdt mensen van de dwingende moraal van autoritaire instituties, van 'koning, kerk en ­kapitaal'. En die bevrijding schept de ruimte voor al die Amsterdammers met al die verschillende identiteiten. Vrijheid creëert daarmee ook ruimte voor tolerantie en acceptatie van die diversiteit. Ze maakt nieuwsgierig naar mensen die anders zijn. Dat is een enorme rijkdom die we moeten beschermen.

De laatste jaren woedt er in delen van de stad echter ook een debat over de vraag hoe vrij we werkelijk zijn. Er verdwijnen steeds meer vrije ruimtes, ateliers en buurthuizen. Veel Amsterdammers in met name het centrum, voelen zich ook zélf steeds verder beperkt in hun vrijheid. Ze ervaren die beperking in de vorm van overlast, vuil, drukte en commercie. Ze zien hoe anderen met een verwrongen interpretatie van het Amsterdamse vrijheidsbegrip, er misbruik maken.

Neoconservatisme
Opvallend genoeg wordt de oorzaak van die ­beperkingen in vrijheid, steeds meer gelegd bij vrijzinnigheid zélf en het 'imago' van Amsterdam als 'stad waar alles maar moet kunnen'.
Daarom zouden de coffeeshops maar moeten sluiten. Of alle ramen op de Wallen. Maar die ­redenering doet de vrijzinnige traditie van ­Amsterdam ernstig tekort. Ze past eerder in een neoconservatisme dat Amsterdam vreemd is. Het is niet de vrijzinnigheid die onvrijheid veroorzaakt, maar de markt en de criminaliteit die misbruik maken van de Amsterdamse vrijzinnigheid.

Een bedrijf dat openbare ruimte claimt door afval te dumpen of een illegaal terras te exploiteren, beperkt daarmee de vrijheid van anderen om zich in diezelfde ruimte te bewegen. Mensen die eerst volgegoten worden in een pubcrawl van een touroperator en vervolgens 's nachts schreeuwend over straat zwalken, ­beperken anderen in hun vrijheid om van een normale nachtrust te genieten.

Wij zien de vrije, publieke ruimte in de stad als een gemeenschappelijk goed. En als je denkt dat je je de publieke ruimte mag toe-eigenen, dat die vrijheid een alleenrecht is, dan pleeg je inbreuk op de vrijheid van anderen. De Amsterdamse vrijheid is van ons allemaal samen. De vrijheid wordt altijd begrensd door de vrijheid van de ander. Vrijheid is geen vrijbrief.

Vrijheid als consumptieproduct
Markt en commercie zien de vrijzinnigheid en authenticiteit van Amsterdam daarnaast ook steeds meer als businessmodel. Er zijn bedrijven die geld willen verdienen aan festivals en culturele broedplaatsen. Bedrijven die tours ­organiseren om de sekswerkers op de Wallen aan te gapen, of die coffeeshops laten rond­varen op de grachten. Ze zorgen ervoor dat veel mensen niet van dat vrije Amsterdamse leven kunnen genieten, en dat de vrijzinnigheid een consumptieproduct wordt voor flitsbezoekers.
Dan is er nog een manier waarop de vrijheid misbruikt wordt. Er wordt grof geld verdiend aan de handel in drugs. De grote geldstromen en het witwassen van de opbrengsten van die handel, gaan gepaard met veel geweld, uitbuiting en onschuldige slachtoffers. De kwetsbare status quo van het gedoogbesluit op softdrugs en de illegaliteit van drugs als xtc, maakt de ­mogelijkheid tot misbruik van de vrijheid om genotsmiddelen te gebruiken nog groter. 

Juist waar vrijheid onvolledig is, is zij ook het kwetsbaarst. Dat lossen we niet op door nieuwe verboden, maar juist door meer vrijheid. Legalisering van de productie van wiet en van bepaalde harddrugs kan misbruik voorkomen. Ongeveer hetzelfde geldt voor de sekswerkers die beperkt worden in de vrijheid om hun beroep uit te ­oefenen. Niet recriminaliseren, maar decriminaliseren is het antwoord op uitbuiting en willekeur. 

Zij die roepen dat de vrijzinnigheid in Amsterdam is doorgeslagen en dat de 'moraal moet worden hersteld', offeren vrijzinnigheid juist aan de krachten die er misbruik van maken. Wij weigeren ons vrijzinnigheidsbegrip op te geven aan vercommercialisering en criminaliteit. Wij willen juist ontsnappen aan de tucht van de markt, om meer vrijheid te scheppen voor ­diverse manieren van leven en van denken. Dat is zoals vrijzinnigheid in onze stad bedoeld is.

Zondag spreekt Femke Roosma in De Balie tijdens het evenement De stad waar alles kan, georganiseerd naar aanleiding van de gelijknamige serie in Het Parool.
0 Comments

'Pak de grote ongelijkheid in gezondheid aan'

2/19/2018

0 Comments

 
Opinie in het Parool van 19 februari 2018
Ongelijkheid in de gezondheid is het grootste onrecht in Amsterdam, schrijft Femke Roosma, raadslid voor GroenLinks in Amsterdam.

Gezondheid is het grootste goed, belangrijker dan rijkdom of roem. Maar in Amsterdam is er een grote ongelijkheid in gezondheid. 

Lager opgeleiden leven negentien jaar korter gezond dan hoger opgeleiden. Zij voelen zich vaker eenzaam en depressief en hebben vaker fysieke gezondheidsklachten. 

Bovendien is het schokkend dat de ongelijkheid in gezondheid niet afneemt, maar juist groeit. GroenLinks wil dat het nieuwe stadsbestuur van het bestrijden van ongelijkheid in gezondheid een prioriteit maakt. Want het is het grootste onrecht in onze stad en van onze tijd.   

Gezondheidsverschillen tussen Amsterdammers komen op alle vlakken voor maar zijn extra groot wanneer het gaat om leefstijlaandoeningen, psychosociaal welbevinden en gezondheidsvaardigheden.
Stadsdelen kregen de grootste bezuinigingen op hun bord en voorlichters in eigen taal en cultuur werden wegbezuinigd
Hart- en vaatziekten komen vijf keer zo vaak voor onder de laagst­opgeleide Amsterdammer als onder de hoogst opgeleiden, en depressieve klachten maar liefst zes keer zo vaak. 

En terwijl de problemen groeien, is de ongelijkheid in de periode 2012-2016 niet afgenomen. Wanneer het gaat om fysieke aandoeningen is ze zelfs toegenomen. 

Preventieve zorg
Veel laagopgeleide Amsterdammers en oudere migranten hebben bovendien minder toegang tot de beschikbare zorg- en welzijnsvoorzieningen. 

Organisaties hebben moeite om de zorgvraag te herkennen en mensen die minder taalvaardig zijn, hebben moeite hun klachten of vraag om hulp te formuleren. Zij die zorg en hulp het hardste nodig hebben, worden hierdoor juist het minst geholpen. 

Om ongelijkheid in gezondheid terug te dringen moet er worden geïnvesteerd in preventie. Daar is de afgelopen jaren veel op bezuinigd door het stadsbestuur van D66, VVD en SP. Hoewel alle partijen zeggen te geloven dat 'preventie werkt', zijn zij minder bereid erin te investeren.


Femke Roosma, raadslid voor GroenLinks in Amsterdam © Rink HofDe stadsdelen, die verantwoordelijk zijn voor preventieve zorg als maatschappelijk werk, welzijnswerk en voorlichting over zorg en gezondheid, kregen de afgelopen jaren de grootste bezuinigingen op hun bord.

Ook werden voorlichters in eigen taal en cultuur wegbezuinigd, net als vrijwilligersorganisaties die mantelzorgers met een migratieachtergrond ondersteunden. 

Dat waren niet alleen domme keuzes, maar ook onrechtvaardige keuzes. Ze vergrootten de ongelijkheid in gezondheid.

Een volgend stadsbestuur kan dit goedmaken, door het tegengaan van ongelijkheid in gezondheid tot de grootste prioriteit te maken. 

De sterke relatie tussen opleiding en gezondheid en het feit dat sommige groepen minder toegang hebben tot zorg, is een onrechtvaardigheid die bestreden moet worden. 

Sleutelfiguren
Dat kan door meer te investeren in preventie en welzijn en door budgetten meer in te zetten in die wijken waar de gezondheidsproblemen het grootst zijn. 

Dat kan door sleutelfiguren in te zetten die de afstand kunnen verkleinen tussen mensen met minder taalvaardigheid en het zorg­aanbod dat hier onvoldoende rekening mee houdt. 

En het kan door dit onderwerp hoog op de politieke agenda te zetten, zodat domme bezuinigingen op preventie zoals in het verleden worden voorkomen.
0 Comments

Amsterdam moet Armoedegeld beter besteden

2/28/2017

0 Comments

 
Dit artikel verscheen op 28 februari 2017 in Het Parool: http://www.parool.nl/opinie/-wethouder-vliegenthart-deelt-te-royaal-cadeautjes-uit~a4468221/

Het armoedebeleid in Amsterdam is nu te veel uitdeelbeleid, stelt Femke Roosma, gemeenteraadslid voor GroenLinks. De stad moet de 102 miljoen volgens haar slimmer besteden.

De SP stapte in Amsterdam in een rechts college (met D66 en de VVD) onder de voorwaarde dat er veel extra geld kwam voor armoede. Ze accepteerde grote bezuinigingen op het sociale domein, de uitverkoop van de grond en privatisering van gemeentelijke deelnemingen, en in ruil daarvoor kreeg ze vier jaar 20 miljoen euro extra voor armoedemiddelen. 

De gemeente Amsterdam besteedt nu jaarlijks 102 miljoen euro aan armoedebeleid (inclusief die 20 miljoen tot 2019). Dat geld gaat naar schuldhulpverlening, naar de stadspas, naar vouchers voor activiteiten voor sport en cultuur, naar tegemoetkomingen voor chronisch zieken en gehandicapten en nog talloze andere voorzieningen die mensen met een inkomen onder 120 procent van het bijstandsniveau compenseren in hun inkomen. 

Schreeuwende ongelijkheid
Het is mooi dat er veel geld beschikbaar is voor armoedebeleid. En het is eigenlijk niet meer dan rechtvaardig dat de gemeente er 102 miljoen per jaar voor uittrekt. 

Uitkeringen in dit land zijn te laag om van rond te komen (concludeert ook het Nibud) en een sociale stad als Amsterdam is het aan haar stand verplicht om die zo goed mogelijk te compenseren. En de schreeuwende ongelijkheid in deze stad vraagt om herverdeling. Het armoedebeleid draagt daaraan bij. En terecht. GroenLinks zet zich hier ook permanent voor in.
De vraag is dus niet of het armoedebeleid nodig is en of er (extra) geld voor moet worden vrijgemaakt. Ja dat is nodig en ja dat moet. Maar de afgelopen tijd dringt zich steeds meer de vraag op of de beschikbare middelen op een goede manier worden ingezet en op welke manier er keuzes worden gemaakt.

Royale wethouder
De SP is erg gelukkig met het beeld van hun royale wethouder Arjan Vliegenthart, die armoedevoorzieningen uitdeelt alsof het niet op kan: kledingbonnen, laptops, gratis openbaar vervoer voor oudere minima. Elke maand is er wel een nieuw nieuwsberichtje, armoedegeld voor dit en armoedegeld voor dat.

Maar vragen als: 'Welke groepen willen we ondersteunen, op welke manier, met structurele of incidentele middelen, en hoeveel uitvoeringskosten is dat ons waard?' komen niet aan de orde. Argumentatie om nieuwe voorzieningen op te tuigen ontbreekt vaak totaal. Behalve dan misschien, kunnen we er het nieuws mee halen?

Zo kiest de wethouder in opdracht van de SP er nu (zonder overleg met de gemeenteraad) voor om 2,5 miljoen euro uit te trekken voor twee jaar gratis openbaar vervoer voor minima die mantelzorgen. Meer dan 800.000 euro daarvan gaat naar uitvoeringskosten en komen dus niet terecht bij de mensen die het nodig hebben. 

Goede afwegingen
Is dit echt de beste manier om mantelzorgers op het minimum te helpen? Zijn die uitvoeringskosten het waard? En waarom kiezen we voor twee jaar gratis openbaar vervoer en niet voor het opkopen van schulden, zodat incassokosten niet verder oplopen en mensen niet langer door deurwaarders achtervolgd worden? Hebben mensen daar niet veel meer aan, zeker op de lange termijn?

Andere partijen vragen al langer om argumenten en onderbouwing. Welke groepen ondersteunen we met welke middelen en hoe dragen deze bij aan het tegengaan van armoede en ongelijkheid? Maar de wethouder geeft niet thuis. Het geld moet worden uitgegeven en zo snel mogelijk. "Anders blijft het op de plank liggen." 

Dit is niet de manier om met 102 miljoen euro aan publieke middelen om te gaan. Het beeld van 'het uitdelen van cadeautjes' draagt ook niet bij aan de legitimiteit van het beleid. 

Maar nog veel belangrijker dan dat, hebben de Amsterdamse minima er gewoon recht op dat er goede afwegingen worden gemaakt over hoe zij het beste ondersteund kunnen worden. Want het armoedebeleid is te belangrijk om in te richten aan de hand van mooie persberichten.
0 Comments

​Bezuinigingen op zorg desastreus voor emancipatie vrouwen

8/22/2016

0 Comments

 
Het Parool: http://www.parool.nl/opinie/-bezuinigingen-op-thuiszorg-zijn-desastreus-voor-emancipatie~a4362825/​

‘Amsterdam draait korten op hulp terug’ kopte het Parool op 25 mei nog: de bezuiniging op de huishoudelijke zorg wordt teruggedraaid na een uitspraak van de rechter. Dat was niet alleen goed nieuws voor cliënten die flink waren gekort op hun uren hulp, maar ook voor al die (voornamelijk) vrouwen die door de bezuinigingen hun baan als thuishulp waren kwijtgeraakt, naar schatting vijfduizend in Amsterdam.

Goed nieuws, zo leek het even. Maar nu blijkt dat het terugdraaien van deze bezuiniging maar tijdelijk is. Zodra er nieuw beleid is gemaakt dat de juridische toets wel kan doorstaan, wordt weer uitgegaan van de dezelfde bezuiniging en dezelfde korting op uren hulp. De thuishulpen die worden aangenomen krijgen daarom ook maar een halfjaar contract, daarna staan ze weer op straat. Een bittere pil voor een groep vrouwen die de afgelopen jaren hun baan in de thuiszorg verloor.

Want sinds de bezuinigingen op thuishulp, gaat er veel aandacht uit naar wat dit betekent voor de cliënten. En terecht. Maar de gevolgen voor de vrouwen die in de thuiszorg werkzaam waren zijn onderbelicht gebleven. Ook voor hen zijn de gevolgen groot. Zij verloren het afgelopen jaar niet alleen hun baan en hun inkomen maar vooral ook hun economische zelfstandigheid.

In de afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in vrouwen met grote afstand tot de arbeidsmarkt; door henzelf en door de overheid. Onder het motto: ‘Gij zult emanciperen en economisch onafhankelijk zijn’, werden vrouwen via klasjes en emancipatietrajecten - en soms zelfs met lichte dwang - uit huis gehaald en aan het werk geholpen. En dat werk en die zelfstandigheid bevielen goed.

Nu zij na een jarenlang traject alweer moeten stoppen met hun werk, zijn zij eigenlijk weer terug bij af. De vrouwen die hun werk als thuishulp verloren, zijn vaak van middelbare leeftijd en hebben vaak weinig diploma’s. De kans dat ze snel weer aan het werk komen lijkt daarom klein. Van de WW komen ze snel in de bijstand, en in de tussentijd bouwen ze vaak al schulden op. Het is cynisch dat ze het werk waarvoor ze eerder betaald kregen, nu vaak vrijwillig doen: als ‘tegenprestatie’ voor hun uitkering of als mantelzorger.

Maar ook de vrouwen die hun baan nog hebben behouden, hebben moeite om economisch zelfstandig te blijven. Zij krijgen slechts deeltijdcontracten en de mogelijkheden om extra uren te maken zijn er niet meer. Zij zullen banen moeten stapelen om rond te blijven komen.

Slechts de helft van de Amsterdamse vrouwen is economisch zelfstandig. Van de Turkse en Marokkaanse vrouwen is dit zelfs maar 25%. De percentages verbeteren maar langzaamaan. De ontslagen in de thuiszorg zijn daarom desastreus. Het brengt een grote groep vrouwen direct in financiële problemen en armoede. Zij zien hun langzaam opgebouwde zelfstandigheid in één klap weer verloren gaan.

Vooralsnog zal de gerechtelijke uitspraak de thuishulpen niet weer aan het werk helpen. Staatssecretaris van Rijn (PvdA) sprak stoere taal richting de gemeentes. Maar zo lang hij de bezuinigingen op huishoudelijke zorg niet terugdraait, blijft dit kabinet verantwoordelijk voor het ontslag van al deze vrouwen. Daarmee zet de emancipatie een stap terug. En dat is eigenlijk onacceptabel in de 21ste eeuw.

Bernadette Vieverich, bestuurscommissielid GroenLinks Amsterdam West
Femke Roosma, raadslid GroenLinks Amsterdam
0 Comments

Winteropvang, alle dagen van het jaar

5/22/2016

0 Comments

 
Dit artikel verscheen 23 mei in Het Parool.
​
Daklozen hebben altijd het recht op (laagdrempelige) opvang, betoogt Femke Roosma. Dat de SP het sluiten van de winteropvang steunt - waardoor alsnog mensen op straat moeten slapen - is volgens Roosma onacceptabel.

Daklozen verdienen meer dan een bed, zeggen Nelly Duijndam en Hans-Martin Don van de SP in Het Parool van 19 mei. Natuurlijk. Daklozen verdienen een huis en een thuis. En zorg als dat nodig is. Maar mensen kunnen veel beter geholpen worden als zij binnen slapen in plaats van op straat. En íedereen heeft recht op bed, bad en brood.
De gemeente besloot onlangs de nachtopvang en het woonhotel met 200 plekken uit te breiden. Dat is keihard nodig, want de opvang is allang overvol. GroenLinks pleit hier al jaren voor en is blij dat het extra geld dat hiervoor al twee jaar op de plank ligt, eindelijk wordt ingezet. Hulde dus.
Maar waarom de gemeente tegelijkertijd besluit om de winteropvang (laagdrempelige opvang voor iedereen, open tijdens de wintermaanden) te sluiten, is onbegrijpelijk! De winteropvang is een aanvulling op de nachtopvang. In de nachtopvang krijgen mensen een zogenaamd ‘traject’ met zorg en begeleiding. Dat is heel goed. Maar die trajecten zijn niet voor iedereen toegankelijk. Als je geen ‘binding’ aan kunt tonen met Amsterdam bijvoorbeeld. Of als je zogenaamd ‘zelfredzaam’ bent. Bovendien zijn er veel kwetsbare mensen die door de zorgbureaucratie zo worden afgeschrikt dat ze trajecten eerst weigeren. De nachtopvang sluit dus mensen uit. En ook in het woonhotel, voor ‘zelfredzame’ daklozen, kom je niet binnen als je geen inkomen hebt. Het ‘systeem’ is niet sluitend. En zelfs als het dat in theorie zou zijn, zijn er altijd mensen die daar in de praktijk buiten vallen. Deze mensen hebben ook recht op een slaapplek.
Duijndam en Don doen alsof Amsterdam moet kiezen tussen winteropvang óf nachtopvang. Maar dat is grote onzin. Waarom kiezen? Winteropvang is altijd aanvullend geweest. Het is een laatste alternatief, voor mensen die de nachtopvang niet inkomen, die buiten ‘het systeem’ vallen. Die dan geen andere keuze hebben dan op straat te slapen. Die mensen staan straks in de winter gewoon weer in de kou. GroenLinks vindt dat onacceptabel.
Er zou altijd een vorm van laagdrempelige opvang moet zijn. Dat vindt ook het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) die stelt dat overheden in bed, bad en brood moeten voorzien. GroenLinks wil dan ook laagdrempelige opvang niet alleen in de wintermaanden, maar alle dagen van het jaar. Want binnen slapen is een basaal mensenrecht.
Dat nota bene de SP akkoord gaat met het stoppen van basale opvang zelfs tijdens de wintermaanden en dit idee ook nog toejuicht in de krant, is ronduit teleurstellend. En een dieptepunt wat mij betreft.
0 Comments

Links heeft vooral nieuwe ideeën nodig

5/17/2015

0 Comments

 
Foto
Zeven jaar na de grootste crisis van het kapitalisme staat links er beroerd voor. Voor een alternatief zijn vooral nieuwe ideeën nodig, schrijft Femke Roosma in een opiniestuk, dat dit weekend is verschenen in het Parool.

Bij mijn opa hangt een tegeltje aan de muur met daarop een vuist met een roos erin. In het Fries staat erboven: 'Vandaag of morgen is het zo ver.' Bij links is er altijd hoop op verandering. Op een betere wereld. Vandaag of morgen is het zo ver. Maar ondanks dat er overal tekenen zijn van onrust en onvrede met het huidige systeem, ondanks de enorme bezuinigingen en de hoge werkloosheid, lijkt die verandering verder weg te zijn dan ooit.
Bijna zeven jaar na de grootste crisis van het kapitalisme sinds 1930 is links amper in staat om maar enige machtsbasis te verwerven, waar dan ook in Europa. Afgelopen weekend kwamen de PvdA, GroenLinks en de SP in de peilingen gezamenlijk nauwelijks boven de veertig zetels. Hoe is dat mogelijk?

Handenwrijvend
In 1893 gingen in Amsterdam aanhangers van de anarchistische voorman Ferdinand Domela Nieuwenhuis op de vuist met de sociaaldemocratische aanhangers van Pieter Jelles Troelstra en vakbondsman Henri Polak over wie waar welke linkse propaganda mocht uitdelen. Bijna 125 jaar later is het eigenlijk niet veel beter. Op demonstraties nemen radicalere linkse stromingen gematigdere linkse partijen geregeld de maat: wat denk jij dat je hier te zoeken hebt?
De Melkertdoctrine, die de PvdA-fractie verbood welke motie dan ook van de SP te steunen, vormt nog altijd de basis voor hun wederzijdse wantrouwen. De revolutionaire en reformistische takken van de linkse familie zijn in een voortdurende strijd verwikkeld. De een is compromisloos, de ander heult met de vijand. De een is conservatief, de ander naïef. Wie het ware linkse woord uitdraagt, lijkt belangrijker dan het bestrijden van rechts. Links voert een oorlog op het verkeerde front, terwijl rechts handenwrijvend achteroverleunt.

Show must go on
Ironisch genoeg lijkt links de oorlog met het kapitalisme allang verloren te hebben. Want de crisis op links is veel fundamenteler dan partijen die elkaar bestrijden. Het kapitalisme heeft met de consumptiemaatschappij zijn eigen aanhang gecreëerd. De consument is verslaafd geraakt aan economische groei en het kopen van spullen die eigenlijk niemand nodig heeft.
Politieke partijen die beloven dat in stand te houden krijgen aanhangers. En alles wat volgens de neoliberale ideologie economische groei zou remmen is daarmee politiek taboe verklaard: sociale zekerheid, arbeidsvoorwaarden, vaste contracten of hoger loon staan voortdurend onder druk. Dat mensen uitgebuit worden en het milieu verwoest wordt, is ondergeschikt. Via consumentisme kan die schuld afgelost: schone kleren of 'op-weg-naar' slaafvrije chocolade. Want the show must go on. Wie wil die rijkdom nog opgeven?

Hoop op verandering
Linkse partijen lijken de handdoek in de ring geworpen te hebben. In plaats van kritisch te blijven denken en het systeem uit te dagen, is links meegegaan in het rechtse denken om het electoraat te pleasen. Privatiseren, dereguleren, marktwerking en een kleine overheid waren de toverwoorden om economische groei te garanderen. De Derde Weg van Tony Blair en Wim Kok was de overgave en de aftocht. Progressieve politiek werd het credo.
Binnen linkse partijen was het zelfs bon ton om 'links' een vies woord te noemen. Alles wat geassocieerd werd met een andere economische orde of systeemkritiek werd afgedaan als ouderwets. Daarmee werd de Derde Weg de grootste fout uit de linkse geschiedenis: het systeemkritisch denken verdween uit de grote linkse partijen. Toen de financiële crisis kwam stond links met zijn mond vol tanden en feitelijk voor aap: zij kon de kiezer geen alternatief bieden.
De hoop op verandering is er nog steeds. Syriza, Piketty, de marxistische filosoof Slavoj Zizek en de bezetting van het Maagdenhuis zijn inspirerend. Maar de uitdaging is groot. Want de veranderingen moeten beginnen in de linkse partijen zelf.

Alternatieven formuleren
Het roer moet radicaal om. Ongebreidelde kapitaalaccumulatie, het gebrek aan regulering van de financiële markten, privatisering van sociale risico's, flexibilisering en bestaansonzekerheid, het democratisch tekort, de eigen-schuld-dikke-bultmoraal van de meritocratie die de samenleving verdeelt in winnaars en verliezers, en de uitdijende schuldenlast bij particulieren veroorzaakt door leenstelsels: links moet daar alternatieven voor formuleren.
Maar het lukt links nog niet goed zich te verhouden tot het systeem waar het zelf al zo lang onderdeel van uitmaakt en waaraan het electoraat zo gehecht is. Partijen moeten energie steken in nieuwe ideeën en niet in tactiek om de grootste van de verliezers te worden. Rechts kan dan wel electoraal domineren, het mag nooit de ideeën domineren. Vandaag of morgen is het zo ver, en dan moet links er wél klaar voor zijn.



0 Comments

Het neoliberalisme is aan de macht in Amsterdam

3/30/2015

0 Comments

 
Dit artikel is geschreven samen met Rutger Groot Wassink en verscheen in licht aangepaste versie op 26 maart 2015 in het Parool en later hier op de Parool.nl.
Het verscheen op 26 maart 2015 ook hier op The Post Online. 

De Syriza-revolutie in Griekenland, de Studentenrevolte in het Maagdenhuis: soms lijkt een omwenteling binnen handbereik. Dan is er hoop op verandering: niet meer de allesoverheersende marktwerking, niet meer de economisering van alles wat van waarde is, niet meer het rendementsdenken in de zorg en het onderwijs. Maar op het stadhuis in Amsterdam trekt de coalitie van D66/VVD/SP zich niets aan van de veranderende tijdsgeest, daar waait een stevige neoliberale wind. Amsterdam gaat in de uitverkoop en men verkiest kleine private meevallertjes boven publieke voorzieningen.

Amsterdam in de uitverkoopBelangrijk wapenfeit van deze coalitie is de afschaffing van het erfpachtstelsel. De waardestijging van de Amsterdamse grond komt straks niet meer ten goede aan de gemeenschap, maar aan individuen en aan grote bedrijven. Degenen die als eerste een stukje grond bemachtigden profiteren straks van publieke investeringen in de stad. Maar daar houdt de uitverkoop niet mee op. De coalitie begint binnenkort met het verpatsen van vastgoed en deelnemingen in Amsterdamse bedrijven. Dat moet 250 miljoen euro opleveren. Voor een zak euro’s, worden maatschappelijke belangen in publieke organisaties verkocht. Op de nominatie staan publieke voorzieningen als energienetwerkbedrijf Alliander, Glasvezelnet, het Afval Energiebedrijf en de parkeerhandhaving.

Deze 250 miljoen euro verdwijnt niet in een fonds, om maatschappelijke en duurzame investeringen mee te doen, maar wordt gebruikt om de schulden van de stad mee af te lossen. Pure neoliberale symboolpolitiek, want de rentelasten voor deze investeringen in onder meer de Noord-Zuidlijn, onderwijsgebouwen en infrastructuur (‘schulden’) draagt de stad met gemak en de rente was bovendien nog nooit zo laag. Het is als je huisraad verkopen, om je hypotheek voortijdig af te lossen: idioot.

Private rijkdom, publieke armoedeNa het zoet, extra geld voor armoedebestrijding en onderwijs, komt dan nu het zuur. Bij het opstellen van het coalitieakkoord waren het bedekte termen: bezuinigingen in het kader van subsidies, inkoop en ‘slagvaardige overheid’(jaarlijks respectievelijk 30, 55 en 65 miljoen euro) en konden raadsleden noch wethouders van de coalitiepartijen vertellen wat dit precies betekende. Maar inmiddels worden de contouren van een kille bezuinigingsoperatie zichtbaar.

Misschien wel het meest pijnlijk is de 30 miljoen bezuinigingen op subsidies voor organisaties voor zorg, onderwijs, daklozenopvang, huurdersondersteuning, kunst en cultuur. Die subsidies worden wegbezuinigd omdat de coalitie vindt dat zij overbodig of dubbel werk doen. Welke organisaties dit zal treffen wordt pas later duidelijk. Maar gezien de omvang van dit bedrag kan dit zomaar honderden banen in de stad kosten. En waarom?

Om de door de VVD zo gewenste, maar puur symbolische lastenverlichting voor de Amsterdammers te betalen: maar liefst 26,5 miljoen euro wordt daaraan stuk geslagen. Maar wat betekent het in de praktijk? Ondernemers betalen een paar tientjes aan terrassen en reclamebelasting minder. En Amsterdammers krijgen een voordeeltje van 15 euro per jaar voor de afvalstoffenheffing. 15 euro! Een knap staaltje neoliberale politiek: een klein beetje private rijkdom, in ruil voor publieke armoede.

Buiten gloort de hoop van sociale verandering. Maar in de Stopera zijn de luiken dicht en is het neoliberalisme aan de macht.

0 Comments

Manier waarop kabinet decentralisatie invoert, is onverantwoord

11/27/2014

0 Comments

 
De gedachte dat mensen die zorg nodig hebben deze zoveel mogelijk thuis krijgen, die steunen wij. Dat mensen meer te zeggen moeten krijgen over hoe hun zorg is ingericht en dat naasten beter betrokken worden, daar moet inderdaad meer ruimte voor komen. Gemeenten kunnen die omslag maken, omdat zij dichter bij de mensen staan en de zorg meer in de buurt kunnen regelen. Met decentralisatie zelf is niets mis.

Maar de manier waarop dit kabinet die decentralisatie via de WMO, Participatiewet en Jeugdwet invult, is onverantwoord. Door de enorme bezuinigingen van het kabinet en de flinke tijdsdruk waarmee de veranderingen worden doorgevoerd, is het voor gemeenten bijna niet te doen om de zorg en ondersteuning te bieden die kwetsbare mensen nodig hebben.

Gemeenten zijn nog niet klaarNiet alleen is er voor de zorg en ondersteuning voor deze mensen minder geld beschikbaar, gemeenten zijn ook veel te laat op de hoogte gesteld van de budgetten voor de zorg in de wijk en voor werk voor mensen met en beperking. Gemeenten weten zelfs nog steeds niet in alle gevallen voor wie zij die zorg moeten gaan regelen. Het gevolg is dat de mensen om wie het gaat in grote onzekerheid zitten over hun zorg. Uit onderzoek van TNS NIPO bleek dat slechts 10 procent van de mensen van wie de zorg mogelijk overgaat naar gemeente zich goed geïnformeerd voelt over de veranderingen in hun zorg. Zij vrezen het ergste.

En niet zonder reden. Na 1 januari dreigen er schrijnende gevallen te ontstaan. Mensen die door het verliezen van hun zorg in grote financiële of fysieke problemen komen. Staatssecretaris Van Rijn weigert voor deze mensen een oplossing te vinden en verwijst hen vanaf 1 januari terug naar de gemeente of verzekeraar van wie zij de zorg zouden moeten krijgen. Als mensen het oneens zijn, dan staat de gang naar de rechter vrij, blijft Van Rijn steeds herhalen.

Het systeem en de cijfers staan centraalHelaas staan dus voor het kabinet niet de mensen, maar het systeem en de cijfers centraal. De wetten die de overgang regelen, zijn stuk voor stuk met stoom en kokend water door de Kamer gedrukt. De laatste wet met betrekking tot de hervorming van de zorg wordt zo’n vijf weken voor hij in werking moet treden nog behandeld in de Eerste Kamer. Het kabinet wil te veel, wil te snel en geeft gemeenten te weinig financiële ruimte om nieuwe taken op het gebied van zorg en participatie goed op te pakken.

Wel belooft de staatssecretaris een ‘overgangsrecht’ aan de mensen van wie de zorg overgaat naar gemeenten, waardoor zij in 2015 gegarandeerd zijn van zorg. Gemeenten moeten garant staan voor dit overgangsrecht, maar krijgen daarvoor amper budget. Waardoor het voor hen moeilijker wordt om de zorg en ondersteuning voor anderen goed te regelen.

Over een paar weken worden de gemeenten verantwoordelijk voor de extra taken, maar op het budget dat via het gemeentefonds beschikbaar is voor zorg en participatie, wordt alleen al volgend jaar zo’n 600 miljoen bezuinigd. Het efficiënter en dichterbij organiseren van zorg kan op de langere termijn ook in financiële zin verstandig zijn, maar om deze megahervorming te doen slagen zijn in de beginperiode juist investeringen nodig, in plaats van kortingen.

Daarom stemt GroenLinks vandaag tegenHet stelt gemeenten voor bijna onmogelijke keuzes. In de gemeente Amsterdam is besloten extra geld vrij te maken in een noodfonds. Maar dat heeft niet kunnen voorkomen dat nu al dagbestedingsinstellingen de deuren moeten sluiten, dat er zorgen zijn over groeiende wachtlijsten in de jeugdzorg  en dat het budget om mensen met een beperking aan het werk te helpen bij lange na niet toereikend is.

Gemeenten kunnen verantwoordelijkheid voor de zorg en ondersteuning van kwetsbare mensen goed dragen, maar alleen met goede overgang en voldoende budget. Hoe gewenst de decentralisaties ook kunnen zijn, met deze bezuinigingen leg je gemeenten een taak op die zij moeilijk waar kunnen maken. Zij kunnen met de beste inzet en intentie, en alle kwaliteiten die zij in huis hebben deze nieuwe taken zo niet waarmaken. Met deze bezuinigingen op het fonds neemt dit kabinet grote risico’s met de gezondheid en het welbevinden van mensen. Daarom stemt GroenLinks vandaag tegen de begroting voor het gemeentefonds.

Corinne Ellemeet, Tweede Kamerlid GroenLinks
Ruard Ganzevoort, Eerste Kamerlid GroenLinks
Femke Roosma, Gemeenteraadslid Amsterdam


0 Comments
<<Previous
    Foto

    Archives

    November 2021
    June 2019
    November 2018
    February 2018
    February 2017
    August 2016
    May 2016
    May 2015
    March 2015
    November 2014
    October 2014
    February 2014

    Categories

    All

    RSS Feed

Powered by Create your own unique website with customizable templates.