Femke Roosma
  • Home
  • Scientific Publications
  • Opinieartikelen
  • Gemeenteraadslid Amsterdam 2010-2022
    • Inzet en Resultaten 2018-2022
    • Inzet en Resultaten 2014-2018
    • Inzet en Resultaten 2010-2014
    • Blogs
    • Notities

Met de dienstencheque tegen de tweedeling

10/30/2014

0 Comments

 
Paul de Beer is hoogleraar arbeidsverhouding aan de UvA, Femke Roosma en Maarten Poorter zijn raadsleden in Amsterdam voor Groenlinks en de PvdA
Dit artikel verscheen donderdag 30 oktober in de Volkskrant: http://www.volkskrant.nl/opinie/met-de-dienstencheque-tegen-de-tweedeling~a3778669/


Wie stelt dat de groeiende tweedeling tussen arm en rijk, tussen laagopgeleid en hoogopgeleid overtrokken is, kent de cijfers slecht. Volgens het onderzoeksbureau O+S groeide in Amsterdam de kloof tussen het gemiddelde inkomen binnen en buiten de ring A10 in de afgelopen jaren met een paar honderd euro per jaar. De armoede in de stad neemt toe, maar dan vooral in Zuidoost, Nieuw-West en Noord en niet op de economisch bruisende grachtengordel. Amsterdam is één stad, maar gescheiden werelden tekenen zich af.
 
Femke RoosmaOok op de arbeidsmarkt groeien de verschillen tussen mensen met zekere en hoge inkomens en mensen met precair en laagbetaald werk aan de basis van de arbeidsmarkt en degenen die buiten de arbeidsmarkt staan. Voor hen moeten we zoeken naar nieuwe manieren om werk, met goede arbeidsvoorwaarden, te creëren en te behouden.

Wij zien een oplossing in dienstencheques. Het idee, dat wint aan populariteit, is uiterst simpel: men koopt een cheque en verzilvert deze voor een dienst. Voorbeeld: laat je overhemden door iemand anders strijken en betaal met een cheque. Of denk aan het repareren van de wasmachine, het uitlaten van de hond of het schoonmaken van het huis. Die cheque kost 10 euro en wordt door de overheid aangevuld met nog eens 10 euro waaruit sociale premies en pensioen gefinancierd worden. Daardoor krijgt de dienstverlener ten minste het wettelijk minimumuurloon betaald.

Met de bezuinigingen op de huishoudelijke zorg introduceren verschillende Nederlandse gemeenten deze dienstencheques. Goed nieuws, want zo blijft werk in de thuiszorg behouden. Mensen met een laag inkomen krijgen de zorg van de gemeente, mensen die het zelf kunnen betalen, kopen via de dienstencheque de hulp in. Daarmee betalen ze de facto voor werk en goede arbeidsvoorwaarden voor de zorgmedewerkers.

Ondanks de navenante voordelen heeft Amsterdam nog wat koudwatervrees wanneer het gaat om dienstencheques. Zonde, want juist in Amsterdam zouden dienstencheques een flinke stap voorwaarts kunnen zijn in het streven naar een ongedeelde stad. Wij pleiten dan ook voor erop en erover: niet alleen is de Amsterdammer gebaat bij dienstencheques voor huishoudelijke zorg, maar wat ons betreft worden dienstencheques mogelijk voor een scala aan taken; van hondenuitlaat tot kleine klusjes, van babysitten tot regulier schoonmaakwerk. Wij willen in Amsterdam goed werk voor iedereen.

Consultantbureau PCW rekende voor dat de invoering in Nederland mogelijk 228 duizend banen zou opleveren. In Amsterdam betekent dat 20 duizend banen! Ongeveer 75 procent van de kosten, schatten zij, zou via directe en indirecte belastingen terugvloeien naar de schatkist.

Maar volgens ons gaan de voordelen verder dan het scheppen van banen in het witte circuit of het opvangen van bezuinigingen in de zorg. Dienstencheques zijn een manier om via de arbeidsmarkt tweedeling te bestrijden. Want dienstencheques scheppen nieuwe contacten en afhankelijkheden tussen arm en rijk, tussen hoogopgeleid en laagopgeleid. Waar de tweeverdienende, druk bezette yup behoefte heeft aan betaalbare persoonlijke diensten, zoals schoonmakers, hondenuitlaters, strijkers en babysitters, daar haalt de dienstencheque deze diensten uit het informele circuit.

Door het voor de tweeverdieners gemakkelijker en goedkoper te maken om dergelijke diensten in te huren, creëer je zowel meer fatsoenlijk werk aan de basis van de arbeidsmarkt en investeer je in het leggen van verbindingen tussen twee gescheiden werelden in onze samenleving.

Een ander belangrijk argument is dat thuiszorg niet enkel een door de overheid betaalde voorziening voor minima wordt. Door aan lagere inkomensgroepen de dienstencheques gratis of goedkoper te verstrekken, maken rijk en arm gebruik van dezelfde dienst. Alleen de prijs die voor de cheque wordt betaald, verschilt.

Vandaag spreekt de gemeenteraad van Amsterdam over de invoering van dienstencheques in de huishoudelijke zorg. Het zou een mooie eerste stap zijn. Maar als we willen dat Amsterdam een stad blijft voor alle Amsterdammers en alle Amsterdammers in gezamenlijkheid, dan moeten we veel meer investeren in een arbeidsmarkt die tweedeling tegengaat en mensen samen brengt.



0 Comments

Een armoedige verzorgingsstaat

2/28/2014

1 Comment

 
Waarom een verzorgingsstaat voor de armen, een armoedige verzorgingsstaat is
Wereldwijd zoeken politici de oplossing voor de financiële en economische crisis in austerity policies: een streng beleid van bezuinigen en het terugdringen van schulden. Een bekritiseerde oplossingsrichting (leestip: 'Austerity, the history of a dangerous idea' van Mark Blyth), maar wel een die stand lijkt te houden. Linkse partijen staan er bij en kijken er naar.. Om vervolgens te grijpen naar een favoriete maatregel: het inkomensafhankelijk maken van voorzieningen en uitkeringen. Als we dan toch bezuinigen, laten we dan in elk geval de lage inkomens sparen. Dat klinkt sympathiek en past bij de door links gewenste solidariteit tussen rijk en arm. Maar is het eigenlijk wel zo'n goed idee?

The Paradox of Redistribution
Walter Korpi en Joakim Palme publiceerden in 1998 een beroemd geworden artikel "The strategy of equality and the paradox of redistribution." in American Sociological Review. Zij laten zien dat landen die meer universele sociale voorzieningen hebben (voorzieningen voor alle burgers), zoals de Scandinavische landen, succesvoller zijn in het reduceren van armoede dan landen die hun verzorgingsstaat vooral richten op het helpen van de armen, zoals de Angelsaksische landen. Dit is bekend komen te staan als de Paradox of Redistribution: hoe meer uitkeringen en voorzieningen gericht worden op de armen, hoe kleiner de kans dat we armoede daadwerkelijk verminderen. Dus het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag, het eigen risico in de zorg, de zorgpremie, de AOW, of wat voor sociale voorziening dan ook; het schaadt de lage inkomens meer dan dat het ze helpt. Hoe werkt dat?

Welbegrepen eigen belang
Wim van Oorschot1 laat zien hoe dit mechanisme op individueel niveau werkt. Sociologen hebben verschillende motieven benoemd waarom mensen bereid zijn inkomen of vermogen af te dragen voor herverdeling via de verzorgingsstaat. Wanneer je mensen (2173 Nederlandse respondenten, 2006) vraagt naar die motieven om bij te dragen zegt 38% aan belastingen te betalen uit een gevoel medelijden, 65% zei dat zij bijdragen vanuit een moreel plichtsbesef en maar liefst 85% van de respondenten zei te willen bijdragen aan de verzorgingsstaat uit eigen belang. Dit eigen belang moet breed worden opgevat. Een klein deel van de respondenten (13%) ontving op het moment van het interview zelf een uitkering (bijstandsuitkering, werkloosheidsuitkering, arbeidsongeschiktheidsuitkering of ziektewet). Maar zo'n 87% bleek iemand in zijn familie of vriendenkring te hebben die een van deze uitkeringen ontving. 52% gaf aan in het verleden gebruik te hebben gemaakt van een van die uitkeringen en 55% verwachtte in de toekomst gebruikt te maken van een van deze uitkeringen.

Een groot deel van de mensen heeft dus baat bij de verzorgingsstaat of ziet dat zijn of haar naasten daar baat bij hebben en benoemen eigen belang als belangrijkste reden bij te dragen aan herverdeling. Links kan een beroep doen op solidariteit tussen rijk en arm, maar welbegrepen eigen belang is en blijft uiteindelijk de kurk waarop de verzorgingsstaat drijft. Het probleem met inkomensafhankelijke uitkeringen en voorzieningen is, dat de brede middenklasse steeds minder belang heeft bij de verzorgingsstaat. Waarom zouden middeninkomens nog bijdragen als ze nauwelijks meer profiteren van kinderbijslag en AOW en ook al hogere zorglasten dragen?

Stigmatisering van de armen
Dit effect wordt bovendien versterkt als we kijken naar de uitgavenkant. Wanneer de belastingopbrengsten vooral worden uitgekeerd aan de mensen op het minimum in plaats van aan de brede middenklasse, zullen minima onder een vergroot glas komen te liggen. Hebben ze die uitkering wel echt nodig? Minima zullen al snel het stigma krijgen van 'profiteurs' die op de kosten van de rest van de samenleving leven. Regels om in aanmerking te komen voor een uitkering worden strenger en percepties van fraude en misbruik worden sterker. Daarmee verdampt het (financiële) draagvlak voor collectieve herverdeling. Een verzorgingsstaat alleen voor de armen zal onvoldoende opbrengen om die armen ook daadwerkelijk te helpen. Lee Rainwater constateerde in 1982 al: "Programs for the poor tend to be poor programs".

Een verzorgingsstaat voor iedereen
Inkomensafhankelijke regelingen knagen aan het fundament van de verzorgingsstaat: mensen willen bijdragen naar draagkracht (de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten), maar dan moeten zij ook profiteren van de opbrengsten van de herverdeling. Hoe meer mensen profiteren van de verzorgingsstaat, hoe meer draagvlak en hoe meer mensen bereid zijn bij te dragen. Het linkse antwoord op de bezuinigingsdrift van rechts moet dan ook niet liggen in inkomensafhankelijke oplossingen. Ook al zijn deze vanuit het oogpunt van solidariteit tussen rijk en arm goed te verdedigen, op termijn zullen ze de verzorgingsstaat ondermijnen. Bestrijd dus de bezuinigingen en behoud de verzorgingsstaat voor iedereen, want een verzorgingsstaat voor de armen is een armoedige verzorgingsstaat. 

noten
Oorschot, W. van (2013) 'Globalization, the European Welfare State, and Protection of the Poor'. In: A. Suszycki and I. Karolewski (eds.) Citizenship and Identity in the Welfare State. Baden-Baden: Nomos Verlag, Willy Brandt Zentrum, pp. 37-50




Dit artikel verscheen eerder op de website van Bureau de Helling: http://bureaudehelling.nl

1 Comment

Losgezongen van radicale basis

2/28/2014

0 Comments

 
Foto
Het 'links' van GroenLinks

De samenleving moet niet worden gestuurd door de markt, en ook niet door de staat, maar door gemeenschappen. Een pleidooi voor een linkse agenda van onderop.


Met grote stelligheid wordt er tegenwoordig beweerd dat 'het verschil tussen links en rechts achterhaald is'. Links en rechts worden bestempeld als begrippen uit de vorige eeuw. Het nieuwe moderne links heet tegenwoordig progressief, en alles waar we tegen zijn heet conservatief. Dingen willen veranderen – versus – alles bij het oude willen laten. Ik vind dat grote onzin. Niet alleen omdat ik het onderscheid tussen progressief en conservatief niet nuttig vind: immers wat is er progressief aan strijden voor het behoud van een natuurgebied? Maar vooral omdat ik er van overtuigd ben dat links en een linkse agenda meer dan ooit nodig zijn.

Kapitalisme-kritischHet links / rechts verschil is niet verdwenen, maar onzichtbaar geworden omdat onze linkse idealen zijn verwaterd en vertroebeld (en dat geldt voor alle linkse partijen). Na 100 jaar sociaaldemocratie is links een slap compromis geworden dat zich heeft neergelegd bij de dominantie van een verwoestend kapitalisme. Na, opnieuw, een wereldwijde financiële crisis en daarop volgend een economische crisis, na de democratische crises in Azië en Rusland en imperialistische shock doctrines in Afrika, na de steeds verder groeiende nationale en internationale ongelijkheid en na een ecologische crisis die opdoemt als een armageddon, lijkt nog steeds het enige alternatief voor kapitalisme, kapitalisme-light te zijn. Zonder een alternatief voor kapitalisme is onze aarde over een paar decennia geëxploiteerd, in stukken gehakt, in plastic verpakt en verkocht aan de rijken, en blijft de rest achter op een uitgebuite planeet. Het was nota bene de Koningin die de crisis van het kapitalisme in één zin treffend wist samen te vatten: 'Met onze kostbare planeet wordt zorgeloos omgesprongen en wat zij ons geeft wordt slecht verdeeld'.

Maar links heeft geen antwoord. Discussies in Nederland over links gaan over of je vindt dat 65 65 moet blijven, of je vindt dat het ontslagrecht versoepeld moet worden, of de ambtenarensalarissen moeten stijgen of niet. Allemaal vanuit socialistisch oogpunt níet onbelangrijk, maar deze punten vormen geen onderdeel van een meer fundamentele kapitalisme kritische houding. Het is vooral vechten tegen de afbraak van de verworvenheden van de sociaaldemocratie: de verzorgingsstaat en het verdwijnen van de pure armoede uit Nederland. Deze verworvenheden zijn uiteraard erg belangrijk en dingen om te koesteren. Maar ze hebben ons ook blind gemaakt voor de fundamentelere ongelijkheid die het kapitalisme veroorzaakt en haar verwoestende kracht als het gaat om het uitbuiten van onze aarde. Ze hebben ons in slaap gesust.

Het alternatief: een linkse agenda van onderopOoit beloofde de sociaaldemocraten ons dat de strategie van het afzwakken van het kapitalisme – in plaats van de revolutie – uiteindelijk tot uitbanning van ongelijkheid en vrede zou leiden. Maar twee wereldoorlogen en twee giga economische crises later, moeten we concluderen dat ze ongelijk hadden. Anderzijds heeft het bepleitte alternatief – een socialistische revolutie – ook weinig 'socialistisch heil' gebracht. Kortom, zowel de revolutionaire als de revisionistische route lopen dood. Wat dan wel?

Linkse denkers zitten gelukkig niet stil. Erik Olin Wright, bijvoorbeeld geeft in mijn ogen belangrijke aanknopingspunten voor een 21ste eeuwse linkse agenda die aansluit bij de GroenLinkse roots. Wright neemt in Envisioning Real Utopia's (2010) kapitalisme kritiek als uitgangspunt. Hij benoemt drie terreinen waarin het kapitalisme faalt: Ten eerste heeft het kapitalisme de wereld ongelijker en onrechtvaardiger gemaakt en schendt het fundamentele rechten van mensen op materiele en immateriële middelen om een goed leven te leiden. Het leidt tot internationale en intra-nationale ongelijkheid, honger, en uitbuiting van arbeiders in lage lonen landen. Ten tweede schendt het kapitalisme niet alleen de fundamentele rechten van burgers nu, maar ook die van toekomstige generaties: de aarde wordt uitgebuit door de ambitie van eindeloze economische groei en de expanderende consumptiemaatschappij. Ten derde schendt het kapitalisme de democratische rechten van burgers: burgers worden uitgesloten van het nemen van financiële, economische en sociale beslissingen die op kleine en grote schaal worden genomen.

De gevolgen van het kapitalisme zijn overal te zien: een ecologische crisis, een financieel economische crisis, groeiende ongelijkheid en een democratische crisis waarbij ontevreden burgers in opstand komen in het stemhokje of daar buiten. Een linkse agenda moet hiervoor drie duidelijk alternatieven bieden:

1. Radicaal groen
Een linkse agenda is onvermijdelijk een groene agenda. Erken de verwoestende impact van het kapitalisme en onze consumptiemaatschappij op het milieu. Spreek je uit tegen voortgaande economische groei en de stijgende consumptie. Belast het gebruik van grondstoffen. Ga verspilling tegen: eis hergebruik van grondstoffen voor zover dat mogelijk is. Investeer in de natuur. Herstel de milieuschade. Creëer duurzame alternatieven.


2. Internationale en nationale ongelijkheid tegen gaan door herverdeling
Internationale herverdeling begint in elk geval met een royale bijdrage aan ontwikkelingshulp. 1% van het bruto nationaal product is absoluut het minimum. Nationale herverdeling betekent nivellering: niet alleen in inkomen, maar ook in vermogen door een grotere erfbelasting en vermogensbelasting. Ga de vorming van een precariaat tegen (term van Guy Standing): mensen met precair werk en een onzekere positie op de arbeidsmarkt. Stel de basisbehoeften van mensen zeker en creëer vrijheid met een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen.

3. Fundamenteel democratisch
De daadwerkelijke macht, de beslissingsbevoegdheid moet in handen zijn van de burgers, niet van de overheid, van een doorgeslagen bestuurscultuur, van productie eigenaren of financiële roofkapitalisten. Democratiseer de financiële sector, de economie, grote bedrijven én de publieke sector door burgers en werknemers meer beslissingsbevoegdheden en inspraak te geven. Mensen moeten aandeelhouder worden in democratische zin. Laat burgers samen beslissen waar ze op kleine schaal geld aan uitgeven, wat ze doen met de winsten. Voer lokaal op steeds meer plekken participatory budgeting in: buurtbewoners beslissen over de verdeling en besteding van gemeenschapsgeld (buurtbudgetten).

Idealen in uitvoerDeze kapitalisme kritische agenda mag misschien ouderwets, idealistisch, onrealistisch of uitgekauwd klinken, volgens Wright moeten we ons er niet voor schamen om idealistisch te zijn. Het is geen schande om een betere wereld te willen en daarvoor te strijden. Bij GroenLinks is het nieuwe toverwoord realisme: als we maar serieus genomen worden als regeringspartij. Realisme is prima. Maar idealisme is beter. Idealisme gaat ook prima samen met realisme, met het doen van kleine haalbare voorstellen. Sterker, de utopie is vooral te realiseren met relatief kleine veranderingen.
De buurtbudgetten zijn daar een voorbeeld van: ze leiden tot meer tevredenheid van burgers, socialere en effectievere oplossingen, een transparante betrouwbare overheid en grotere participatie van bewoners in de meest kwetsbare posities. Wright noemt ook andere voorbeelden zoals de kinderopvang en thuiszorgorganisaties die gerund worden door de medewerkers zelf, georganiseerd in kleine coöperaties (zoals in Quebec) en alleen onder die voorwaarde subsidie krijgen. Nederland kent het voorbeeld van het broodfonds: op kleine schaal georganiseerde sociale zekerheid.

Verandering moet niet komen vanuit de staat of de markt, maar vanuit mensen zelf. De samenleving moet niet worden gestuurd door de markt (zoals in pure kapitalistische staten), en ook niet door de staat (zoals in communistische en sociaaldemocratische staten), maar door gemeenschappen. Wright vat het samen als: 'Take the social in socialism seriously'. Socialisme moet van onderop komen. Dit sluit aan bij de radicaal democratische ideeën van de anarchistische takken van het vroege socialisme waar GroenLinks de politieke erfgenaam van is. Domela Nieuwenhuis sprak over: 'de zelfbevrijding van de arbeider' en 'zelfemancipatie'. Geen betutteling van de arbeidersklasse door dominees en advocaten. Het vraagt om verdergaande democratisering van onze samenleving én van de economie en ook om politici die kunnen loslaten en niet constant willen sturen of bepalen.

GroenLinks als enige echte erfgenaam van het linkse gedachtegoedEr is maar één echte erfgenaam van dit kapitalistisch kritisch links, met de nadruk op duurzaamheid, herverdeling en democratie: en dat is GroenLinks. Dat zit in de kern van ons bestaan. De PvdA staat in de traditie van de sociaaldemocratie: het socialisme van bovenaf. Sociaaldemocraten willen de arbeider verheffen, sociaaldemocraten leggen de nadruk op nationale herverdeling (zoals ook bij dit regeerakkoord) en hebben géén serieuze groene agenda. De SP is een zeer centraal georganiseerde partij met ondemocratische trekken, heeft ook géén groene agenda en staat bovendien zwak op het punt van internationale solidariteit.

Bij GroenLinks zijn in principe alle ingrediënten aanwezig. Ons 'links' kenmerkt zich door een internationale oriëntatie en door consequente aandacht voor mensen in precaire posities zoals ongedocumenteerden, vluchtelingen, dak- en thuislozen, outsiders op de arbeidsmarkt, mensen die gediscrimineerd en uitgesloten worden. Ons 'links' kenmerkt zich ook door de nadruk op autonomie, emancipatie en zelfbevrijding. En we zijn natuurlijk en vanzelfsprekend groen.
Maar we zijn ver afgeraakt van onze radicale basis. We zijn te veel gericht op het ideale compromis, in plaats van op de idealen. Realistische voorstellen zijn geen probleem, realistische uitgangspunten wel. Daarnaast is 'links' een vies woord geworden als het niet in combinatie met progressief wordt gebruikt. We zetten ons af op dossiers als ontslagbescherming en WW ten opzichte van de PvdA en SP, terwijl we ons moeten afzetten op onze internationale agenda en op ons knokken voor wat kwetsbaar is. Het kan wel anders: als we onszelf en onze idealen serieus gaan nemen. GroenLinks kan weer een kapitalistisch kritische partij 'van onderop' worden, met een heldere linkse lijn: radicaal groen, internationaal en nationaal egalitair en fundamenteel democratisch.

Dit artikel verscheen eerder op de website van Bureau de Helling http://bureaudehelling.nl

0 Comments

Naar een minder vrijblijvend basisinkomen

2/28/2014

0 Comments

 
Dick PelsFemke Roosma

Een antwoord aan Simon Otjes en Jan HoekDe sociaal-liberale en de vrijzinnig-paternalistische verdediging van het basisinkomen gaan een eind gelijk op. Maar om het een moreel-politiek draagvlak te geven is het belangrijk om een bepaalde wederkerigheid in te bouwen.


Simon Otjes bekritiseert vanuit een links-libertair startpunt de vrijzinnig-paternalistische invalshoek die wij hebben gekozen ter verdediging van het basisinkomen in ons hoofdstuk 'Werk, sociale zekerheid en het goede leven' uit het boek Vrijzinnig Paternalisme. Hij signaleert terecht dat zowel het vrijzinnig paternalisme als de revival van het basisinkomen een nieuwe wending betekenen voor GroenLinks, en dat wij afstand nemen van bepaalde elementen in het visiestuk Vrijheid eerlijk delen van Femke Halsema en Ineke van Gent uit 2005.

De titel van dit laatste stuk blijft overigens de meest efficiënte samenvatting van het sociaal-vrijzinnige gelijke kansenbeleid dat hoort bij GroenLinks en dat ook wij niet willen loslaten. Maar Otjes onderstreept (nadrukkelijker dan wij zelf doen) dat dit stuk tevens lijdt aan een flinke dosis arbeidsmarktpaternalisme: meedoen aan de samenleving, met name via betaalde arbeid, is favoriet. In zijn ogen is het daarmee niet vrijheidslievend genoeg, en biedt het onvoorwaardelijke basisinkomen mensen een veel grotere keuzevrijheid.

Het basisinkomenHet basisinkomen kan in zijn opvatting dus beter worden verdedigd op grond van liberale vrijheidswaarden en een strikte overheidsneutraliteit dan op grond van een bepaalde visie op het goede leven. Die oogt al snel moralistisch en leidt tot paternalisme, zeker als zij met overheidsmiddelen wordt gestimuleerd. Inderdaad wordt in ons voorstel de moraliserende 'keuzearchitectuur' van de huidige arbeidsmarkt en sociale zekerheid niet gecountered door de overheid te neutraliseren, maar door een alternatieve visie op het goede leven aan te bieden. Het sociale stelsel stimuleert mensen op dit ogenblik tot een verkeerd, want gestresst, werk- en consumptiegericht bestaan. Mensen zijn volgens ons beter af zodra hun leven niet langer wordt beheerst door geld verdienen en tijdgebrek, en zij de combinatieproblemen van werk, leren en zorgen soepeler kunnen oplossen.

Hier komt het basisinkomen opnieuw in beeld. Een niet aan een arbeidsplicht gebonden gegarandeerd minimuminkomen verleent mensen een basale sociale zekerheid, die hen in staat stelt zich sterker en veelzijdiger te ontplooien. De zwaksten op de arbeidsmarkt profiteren daar het meeste van. Otjes acht dit een uitermate liberaal voorstel omdat mensen daarmee een veel grotere keuzevrijheid krijgen dan in het huidige op hard werken en even hard consumeren gerichte bestel. Hij heeft gelijk, behalve dat het vergroten van keuzemogelijkheden in een situatie waarin één keuze (voor betaald werk) domineert onvermijdelijk een normatieve strekking heeft. Het is prettig om te constateren dat de sociaal-liberale rechtvaardiging van het basisinkomen hier parallel loopt aan en tot dezelfde resultaten leidt als de vrijzinnig-paternalistische verdediging ervan. Beide keren zich immers tegen het heersende arbeidsethos, het workaholisme en de cultuur van druk-druk-druk.

Het goede levenWaar de een redeneert vanuit een agnostische vrijheidsfilosofie, vertrekt de ander vanuit het normatieve Leitbild van een meer ontspannen arbeidssamenleving. Maar we arriveren ongeveer gelijktijdig op hetzelfde politieke kruispunt. Het verschil in het achterliggende politiek-filosofische mensbeeld werkt echter wel degelijk door, en produceert uiteenlopende risico's. Sociaal-liberalen veronderstellen dat, als mensen maar voldoende vrijheidskansen krijgen, zij vanzelf de juiste keuzes zullen maken. Mensen neigen in vrijheid tot het goede. Vrijzinnig-paternalisten zijn daar minder zeker van, en weten dat mensen hun verworven vrijheden gemakkelijk kunnen misbruiken. Beide vinden wij dat de overheid de materiële voorwaarden voor vrijheid en ontplooiing eerlijker moet verdelen. Maar waar sociaal-liberalen hier pas op de plaats maken en de vrijheid zijn zegenrijke werk laten doen, willen vrijzinnig-paternalisten hun medeburgers prikkelen en uitdagen om niet alleen vrije maar ook goede keuzes te maken.

Dat veronderstelt een reeks van opvattingen over goed werken, goed zorgen, goed leren en goed ontspannen die met morele flair en overtuigingskracht door burgers, professionals en overheden worden uitgedragen. Men kan dit paternalisme noemen, maar het is vrijzinnig omdat die normatieve opvattingen worden ingebracht in een democratische debatcultuur, en omdat er geen sprake is van dwang maar van duwtjes in de goede richting, die een marge van tolerantie voor 'verkeerde' keuzes overlaten.

LedigheidMaar die marge is niet grenzeloos, en dat is waarom een 'spaarzame' sociaal-liberale benadering niet voldoet. Otjes vermoedt dat onze argumentatie voor het basisinkomen zonder omhaal liberaal is en vrijzinnig-paternalistische argumenten geen grote rol spelen. Die verkeerde indruk kunnen we nu wegnemen. Tegelijkertijd krijgen we daarmee de kans om een klassieke tegenwerping tegen het basisinkomen beter tegemoet te treden. Het zou immers een letterlijk 'recht op luiheid' garanderen. Mensen zouden onbekommerd gaan surfen en zich verder niets aantrekken van de betalende samenleving. Jan Hoek verwoordt dit op deze site als volgt: 'Ledigheid is des duivels oorkussen. Dat is het risico van het basisinkomen. De relatie tussen inkomen en inspanning wordt losgelaten. Je hoeft er echt niets voor te doen. Je hoeft niet te solliciteren en je hoeft niet voor je oude moeder te zorgen.'

De liberale optimist Otjes gelooft dat mensen de juiste keuzes zullen maken voor zorg, ontspanning, ontwikkeling en kunst zodra ze worden bevrijd van de door markt en overheid aangemoedigde arbeidswang. De wat pessimistischer gestemde Hoek gelooft dat mensen ertoe verleid worden om te gaan nietsdoen en dat de band tussen inkomen en inspanning daarom niet zomaar kan worden doorgesneden. Hun beider commentaren geven ons nu de kans om een gedachte die in ons hoofdstuk impliciet is gebleven beter te expliciteren en de discussie een stapje verder te brengen.

WederkerigheidIn de sociale ethiek van het basisinkomen vormt het gebrek aan wederkerigheid inderdaad een probleem. Hoewel wij het risico dat hele volksstammen zich op kosten van de samenleving aan diezelfde samenleving zullen onttrekken niet groot achten, zijn wij wel gevoelig voor Hoeks stelling dat 'het niet goed voelt' om de relatie tussen inkomen en inspanning te verbreken. Het is niet zozeer het risico van free-riding op zichzelf, maar het gebrek aan morele legitimering dat het onvoorwaardelijk basisinkomen ondermijnt.

Het succes van een sociaal systeem staat of valt bij de legitimiteit ervan. Steun voor de verzorgingsstaat is gebaseerd op motieven als altruïsme en welbegrepen eigenbelang, maar vooral op wederkerigheid. Mensen willen er graag aan bijdragen, mits anderen dat ook doen. Sociale systemen waarvan iedereen profiteert en waaraan iedereen bijdraagt, zijn daarom succesvoller en stabieler, maar ook democratischer en legitiemer. Het unieke aan het basisinkomen is dat zonder meer duidelijk is dat íedereen er baat bij heeft. Maar een bepaalde vorm van wederkerigheid is dan ook essentieel voor het moreel-politieke draagvlak dat nodig is om het basisinkomen een redelijke kans te geven.

Hier bewijst de vrijzinnig-paternalistische benadering zijn goede diensten. Zij levert een morele aansporing of prikkeling, ook van overheidswege, om een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Niet in de stijl van het traditionele arbeidsethos of als een 'basisinkomen voor werkenden' waar GroenLinks officieel van rept, maar als een 'lichte plicht' om volgens bepaalde participatiecriteria iets voor de samenleving te betekenen. Een bijdrage leveren kan op een zelf gekozen manier, in de vele vormen die wij als onderdeel van het goede leven bestempelen: naast betaalde arbeid ook vrijwilligerswerk, zorg voor anderen of scholing. Het schept daarin ook de plicht voor de overheid om mensen te kúnnen laten bijdragen. Vrijzinnig paternalisten gaan ervan uit dat het beter is voor mensen om iets zinnigs of sociaals te doen dan helemaal niets, en om erkenning, waardering en aanzien te verwerven op grond van 'goede werken' in een brede zin des woords. Om moreel legitiem te zijn, kan het basisinkomen daarom niet geheel onvoorwaardelijk zijn.

*Met dank aan de afdeling Tilburg van GroenLinks, met wie wij het hoofdstuk in Vrijzinnig Paternalisme in een levendige sfeer hebben besproken. 


Dit artikel verscheen eerder op de website van Bureau de Helling http://bureaudehelling.nl/

0 Comments
Forward>>
    Foto

    Archives

    November 2021
    June 2019
    November 2018
    February 2018
    February 2017
    August 2016
    May 2016
    May 2015
    March 2015
    November 2014
    October 2014
    February 2014

    Categories

    All

    RSS Feed

Powered by Create your own unique website with customizable templates.