Fractievoorzitter Femke Roosma gaf gister haar visie op Amsterdam tijdens de Algemene Beschouwingen. “We zien dat de markten vrij spel krijgen, ongelijkheid en onzekerheid groeien. Speculanten, multinationals en de commercie claimen hun grip op onze stad. En die grip verstevigt met de dag.”
Roosma hoopt dat er in de stad een nieuwe beweging op staat geïnspireerd op de idealen en ideeën van de sociale bewegingen die vanuit Amsterdam de wereld veranderden, zoals Provo en de kraakbeweging. Een beweging die vanuit de straat, de buurt, de raad en het college, de grip op de stad gaat terugclaimen.
Roosma: “Amsterdam kan opnieuw het magies sentrum zijn.”
Lokaal
GroenLinks wil meer ruimte voor lokale economieën en coöperaties, bewoners die met buurtbudgetten de stad zelf vormgeven. We willen ruimte terugclaimen voor fietser en voetganger. We willen de stemmen die vaak niet gehoord worden terugbrengen in het debat: sekswerkers die hun rechten claimen, bi-culturele jongeren en racisme en discriminatie uitbannen. Vluchtelingen welkom heten. Amsterdam moet vol inzetten op duurzaamheid. Huren moeten we betaalbaar houden en speculatie met woningen stoppen. En we moeten investeren in de gebieden waar dat het hardste nodig is: waar de armoede het grootst is, en gezondheid het slechtst.
Roosma: “In steden gebeurt het. Daar kunnen de burgers, de bewegingen, de activisten én de lokale overheid elkaar vinden in gezamenlijke doelen en in gezamenlijke mogelijkheden. Het lokale kunnen we veranderen. En als we met vele lokale bewegingen zijn dan kunnen niet alleen de stad maar ook de wereld veranderen.”
Lees hieronder de volledige toespraak van Femke Roosma.
Algemene beschouwingen.
Door Femke Roosma, fractievoorzitter van GroenLinks in de Amsterdamse gemeenteraad. Deze tekst is uitgesproken tijdens de Algemene Beschouwingen van woensdag 9 oktober. Alleen het gesproken woord telt.
Voorzitter,
Een nieuwe lente en een nieuw geluid. Het is natuurlijk van een zekere schoonheid dat de illustere woorden uit het gedicht mei, terugkomen in de Amsterdamse begroting en de titel van de ‘uitvoeringsagenda’ dragen. Maar het voelt eerlijk gezegd ook licht ongemakkelijk. De grote dichter Herman Gorter is nu ingekapseld in de Amsterdamse ambtelijke bureaucratie van de Planning & Control cyclus. En ik weet niet wat hij daar zelf van zou vinden.
Het is dit jaar vijftig jaar geleden dat in mei in Parijs de legendarische studentenrevolte uitbrak. Ook vijftig jaar geleden, in 1968, had het Amsterdamse Provo zich zelf al weer een tijdje opgeheven. Na een korte disruptieve periode waarin ze met ludieke en vreedzame acties met een anti-autoritaire boodschap Amsterdam op z’n kop zetten, vreesden zij voor inkapseling in het systeem nadat ze in 1966 een zetel hadden veroverd in de gemeenteraad. Zij weigerden onderdeel worden van de instituties.
Zij waren het, die aan de basis stonden van de sociaal culturele revolutie van de jaren 60 en 70, en daarmee vormden ze een blijvende inspiratie voor de democratisering-, milieu-, emancipatie- en burgerrechtenbewegingen in Amsterdam én de wereld. Later gaf de Amsterdamse kraakbeweging een nieuwe impuls met hun democratische vernieuwing, als collectief zelfbeheer en buurtvergaderingen, en met het verzet tegen sloop, speculatie en huisjesmelkers.
Provo en de Amsterdamse kraakbeweging slaagden erin wereldwijde culturele hegemonieën te breken of op zijn minst te kraken. Provo brak met het conservatisme en consumentisme door de vrijheid te vieren. De kraakbeweging organiseerde een bloeiende tegencultuur tegen het kapitalisme.
Deels wisten ze succesvolle veranderingen teweeg te brengen, deels waren hun successen tijdelijk of leiden ze tot nieuwe uitdagingen: Provo bereidde ook deels de weg naar het individualisme, waar de vrije markt zo graag op parasiteert.
De bewegingen zijn gaan liggen, maar hun energie smeult nog door, overal in de stad. We zijn ze niet vergeten. Hun idealen niet, en hun ideeën niet. En die hebben we in 2018 harder nodig dan ooit.
Want nu is het mondiale neoliberalisme de dominante kracht, de hegemonie. Het geeft de markten vrij spel, laat privaat boven publiek prevaleren, laat ongelijkheid groeien, voedt onzekerheid en ondermijnt solidariteit en collectiviteit. Speculanten, multinationals en de commercie claimen hun grip op onze stad. En die grip verstevigt met de dag.
We zien het overal.
Meer dan ooit is er een nieuwe beweging nodig. Om de grip terug te krijgen. Om als burgers onze grip terug te claimen op de stad. Op de steden; in Europa en de wereld.
En Amsterdam kan van die nieuwe beweging opnieuw het magies sentrum zijn.
Wij zijn onderdeel van het systeem, van de instituties. Ingekapseld, zo je wilt. Maar we willen en moeten daar ook uit proberen te breken. De hand blijven reiken aan de maatschappelijke krachten, aan bewoners, commons en bewegingen in de stad. Dat betekent ook zorgen dat zij de ruimte krijgen om te bewegen. En om te helpen om zelf bewegingen in gang te zetten. In het college, de raad, in de buurt en op straat.
Dat vereist een aantal dingen. Joop Den Uyl zei altijd: “Twee dingen”…
We moeten de economie terug-claimen. We moeten onze lokale buurteconomieën versterken en coöperaties laten bloeien zodat mensen samen hun geld verdienen. Investeren in commons, die collectief eigendom zelf beheren. We houden publieke voorzieningen in publieke handen. We verkopen ons gemeentelijk vastgoed niet meer en zetten het in voor de stad. Bewoners beslissen samen over investeringen in onze buurten, met participatory budgetting, buurtbegrotingen (o.a. in West). En we richten ons op nieuwe essentiële vragen: Hoe houden we onze data in gemeenschappelijke handen en beschermen we het tegen hen die er enkel aan willen verdienen?
We moeten de niet gehoorde stemmen in het debat terugbrengen. We willen de zachte stemmen luider laten klinken, zoals onze burgemeester mooi zei. Transpersonen, bi-culturele jongeren, vrouwen, sekswerkers die hun rechten claimen. En zij die uit schaamte geen hulp durven vragen, of zij die niet de juiste woorden weten te vinden om zichzelf uit te drukken. Hun stemmen moeten gehoord worden, maar we moeten ook – als gemeente – beter ons best doen om een andere taal te spreken. De taal van de leefwereld en niet de systeemwereld of de technocratie. De taal van de mensen. Zodat iedereen toegang kan krijgen tot sociale voorzieningen.
We moeten de openbare ruimte terug-claimen. De openbare ruimte is van ons allemaal, dat we betekent dat we die ruimte moeten durven delen. De stad wordt niet top-down maar organisch ontwikkelt met de mensen die er gaan leven, wonen en werken. Een stad heeft dringend behoefte aan schone lucht en groen. Al was het alleen maar om het leven hier in de hitte van klimaatverandering leefbaar te kunnen houden. Ruimte durven delen betekent ook dat de auto niet langer zo dominant kan zijn in het straatbeeld. Ruimte maken voor voetgangers en fietsers. Daar past ook bij dat we ruimte geven aan bewoners in de Pijp die een keer zeggen: we maken een tuintje van onze parkeerplekken.
We moeten de randen terugbrengen in het nieuwe centrum (van onze aandacht). We investeren in de gebieden waar dat het hardste nodig is. Waar de armoede het grootst is, en gezondheid het slechtst. We investeren in werk, onderwijs en zorg. In de dingen die er écht toe doen voor mensen. Waar publieke voorzieningen landelijk steeds meer verschralen, willen wij ze versterken. Zodat we ongelijkheden kleiner maken, verzachten.
En we moeten de rafels niet enkel aan de randen laten rafelen. Cultuur moet niet enkel de witte yup of hippie toebehoren. Tegencultuur hoort overal te zijn.
We moeten het discours terug-claimen, op het racistische en xenofobe taalgebruik dat steeds meer gemeengoed dreigt te worden en door ‘politici’ als Blok en Dijkhoff strategisch wordt aangewakkerd. Er is een grens aan wat wij moeten pikken, zoals wethouder Groot Wassink terecht zei. Wij zijn niet bang voor wat we vinden. We willen geen racisme en discriminatie in deze stad. Vluchtelingen zijn welkom in Amsterdam. En we moeten mensen ontdoen van hun geïnstitutionaliseerde etiketten, zoals “Dublinners”. Mensen in nood moeten we hulp bieden, ongeacht hun papieren of waar ze hun vingerafdrukken hebben achtergelaten.
We moeten onze huizen terugveroveren op het kapitaal. Woningen zijn om in te wonen, geen object voor speculatie. Airbnb, de wolf in de schaapskleren van de zogenaamde deeleconomie, kan niet langer ongestoord huizen in hotels veranderen. We stoppen met de verkoop van sociale huurwoningen. En we moeten de huren beschermen, onze woningen betaalbaar houden. Voor lage én middeninkomens.
We moeten onze aarde terug-claimen, voor het te laat is. We stoppen met het gas. En we beginnen in de Van der Pek buurt. We maken lokaal klimaatakkoord met onze partners, en deze wordt wél uitgevoerd. Geen dak laten we onbenut voor zonne-energie. Stedelijke ontwikkeling kan enkel nog duurzaam zijn. Afval- en bouwketens worden circulair.
Maar een beweging vergt vooral dat:
We zorgen dat Amsterdammers de grip op hun stad kunnen terug nemen. Amsterdam wordt door ons allemaal gemaakt, gevormd, geleefd.
Amsterdam wil geen marketing product zijn maar een stad. De I amsterdam letters stammen uit een andere tijd. Zij staan symbool voor wat Amsterdam niet meer is, wat we niet meer willen zijn. Symbolen doen er toe. Waar staan we voor als stad. We staan niet langer voor I, voor ik. We staan voor diversiteit en solidariteit.
Margaret Thatcher heeft ons lang genoeg voor de gek gehouden. There is such thing as society. And there is an alternative.
In steden gebeurt het. Daar kunnen de burgers, de bewegingen, de activisten én de lokale overheid elkaar vinden. We vinden elkaar in onze gezamenlijke doelen, en in onze gezamenlijke mogelijkheden. Het lokale kunnen we veranderen. En als we met vele lokale bewegingen zijn dan kunnen niet alleen de stad maar ook de wereld veranderen...
Dat vergt een lange mars. Een lange mars door de instituties. Ook door onze eigen instituties.
Het vergt volharding. De horizon ligt verder dan over 4 jaar. En het vergt acceptatie dat er dingen zullen mislukken of niet gelijk zullen lukken. En het vergt geduld.
Maar we moeten gaan bewegen, want “Zij die niet bewegen, merken niet dat ze in ketenen liggen.” (Rosa Luxenburg).
Herbert Marcuse zei: “Most people are afraid of freedom. They are conditioned to be afraid of it.”
Laten we niet meer bang zijn. Laten we ons on-conditioneren. Uitkapselen.
Laat het dit jaar beginnen. 50 jaar na 68.
Roosma hoopt dat er in de stad een nieuwe beweging op staat geïnspireerd op de idealen en ideeën van de sociale bewegingen die vanuit Amsterdam de wereld veranderden, zoals Provo en de kraakbeweging. Een beweging die vanuit de straat, de buurt, de raad en het college, de grip op de stad gaat terugclaimen.
Roosma: “Amsterdam kan opnieuw het magies sentrum zijn.”
Lokaal
GroenLinks wil meer ruimte voor lokale economieën en coöperaties, bewoners die met buurtbudgetten de stad zelf vormgeven. We willen ruimte terugclaimen voor fietser en voetganger. We willen de stemmen die vaak niet gehoord worden terugbrengen in het debat: sekswerkers die hun rechten claimen, bi-culturele jongeren en racisme en discriminatie uitbannen. Vluchtelingen welkom heten. Amsterdam moet vol inzetten op duurzaamheid. Huren moeten we betaalbaar houden en speculatie met woningen stoppen. En we moeten investeren in de gebieden waar dat het hardste nodig is: waar de armoede het grootst is, en gezondheid het slechtst.
Roosma: “In steden gebeurt het. Daar kunnen de burgers, de bewegingen, de activisten én de lokale overheid elkaar vinden in gezamenlijke doelen en in gezamenlijke mogelijkheden. Het lokale kunnen we veranderen. En als we met vele lokale bewegingen zijn dan kunnen niet alleen de stad maar ook de wereld veranderen.”
Lees hieronder de volledige toespraak van Femke Roosma.
Algemene beschouwingen.
Door Femke Roosma, fractievoorzitter van GroenLinks in de Amsterdamse gemeenteraad. Deze tekst is uitgesproken tijdens de Algemene Beschouwingen van woensdag 9 oktober. Alleen het gesproken woord telt.
Voorzitter,
Een nieuwe lente en een nieuw geluid. Het is natuurlijk van een zekere schoonheid dat de illustere woorden uit het gedicht mei, terugkomen in de Amsterdamse begroting en de titel van de ‘uitvoeringsagenda’ dragen. Maar het voelt eerlijk gezegd ook licht ongemakkelijk. De grote dichter Herman Gorter is nu ingekapseld in de Amsterdamse ambtelijke bureaucratie van de Planning & Control cyclus. En ik weet niet wat hij daar zelf van zou vinden.
Het is dit jaar vijftig jaar geleden dat in mei in Parijs de legendarische studentenrevolte uitbrak. Ook vijftig jaar geleden, in 1968, had het Amsterdamse Provo zich zelf al weer een tijdje opgeheven. Na een korte disruptieve periode waarin ze met ludieke en vreedzame acties met een anti-autoritaire boodschap Amsterdam op z’n kop zetten, vreesden zij voor inkapseling in het systeem nadat ze in 1966 een zetel hadden veroverd in de gemeenteraad. Zij weigerden onderdeel worden van de instituties.
Zij waren het, die aan de basis stonden van de sociaal culturele revolutie van de jaren 60 en 70, en daarmee vormden ze een blijvende inspiratie voor de democratisering-, milieu-, emancipatie- en burgerrechtenbewegingen in Amsterdam én de wereld. Later gaf de Amsterdamse kraakbeweging een nieuwe impuls met hun democratische vernieuwing, als collectief zelfbeheer en buurtvergaderingen, en met het verzet tegen sloop, speculatie en huisjesmelkers.
Provo en de Amsterdamse kraakbeweging slaagden erin wereldwijde culturele hegemonieën te breken of op zijn minst te kraken. Provo brak met het conservatisme en consumentisme door de vrijheid te vieren. De kraakbeweging organiseerde een bloeiende tegencultuur tegen het kapitalisme.
Deels wisten ze succesvolle veranderingen teweeg te brengen, deels waren hun successen tijdelijk of leiden ze tot nieuwe uitdagingen: Provo bereidde ook deels de weg naar het individualisme, waar de vrije markt zo graag op parasiteert.
De bewegingen zijn gaan liggen, maar hun energie smeult nog door, overal in de stad. We zijn ze niet vergeten. Hun idealen niet, en hun ideeën niet. En die hebben we in 2018 harder nodig dan ooit.
Want nu is het mondiale neoliberalisme de dominante kracht, de hegemonie. Het geeft de markten vrij spel, laat privaat boven publiek prevaleren, laat ongelijkheid groeien, voedt onzekerheid en ondermijnt solidariteit en collectiviteit. Speculanten, multinationals en de commercie claimen hun grip op onze stad. En die grip verstevigt met de dag.
We zien het overal.
- Letterlijk zien we dat als onze openbare ruimte wordt ingenomen door bewegende reclame en grote commerciële evenementen. Maar we zien het ook in de stijgende huren en huizenprijzen. We zien het in de oprukkende monocultuur van grote ketens.
- We zien het in de ongelijke inkomensverdeling. Wie mee kan doen kan heel erg rijk worden en (letterlijk) meer ruimte claimen. Wie niet mee kan doen kan ten prooi vallen de markt, blijft achter met schulden.
- We merken het in de bloedhete stadse zomer, nu klimaatverandering niet leuk meer is maar angstaanjagend. En we eigenlijk al te laat zijn om het te stoppen.
- We zien het ook wanneer mensen zonder papieren op onze deuren kloppen. Vrouwen met jonge getraumatiseerde kinderen én een Dublin-claim.
- We zien het in de machtige lobby van het bedrijfsleven die succesvol overheden tegen elkaar uitspeelt met een agressieve lobby voor belastingverlagingen voor bedrijven.
- We zien het in de machteloosheid van de overheid, die zichzelf na jaren van rechts beleid vleugellam heeft georganiseerd.
Meer dan ooit is er een nieuwe beweging nodig. Om de grip terug te krijgen. Om als burgers onze grip terug te claimen op de stad. Op de steden; in Europa en de wereld.
En Amsterdam kan van die nieuwe beweging opnieuw het magies sentrum zijn.
Wij zijn onderdeel van het systeem, van de instituties. Ingekapseld, zo je wilt. Maar we willen en moeten daar ook uit proberen te breken. De hand blijven reiken aan de maatschappelijke krachten, aan bewoners, commons en bewegingen in de stad. Dat betekent ook zorgen dat zij de ruimte krijgen om te bewegen. En om te helpen om zelf bewegingen in gang te zetten. In het college, de raad, in de buurt en op straat.
Dat vereist een aantal dingen. Joop Den Uyl zei altijd: “Twee dingen”…
We moeten de economie terug-claimen. We moeten onze lokale buurteconomieën versterken en coöperaties laten bloeien zodat mensen samen hun geld verdienen. Investeren in commons, die collectief eigendom zelf beheren. We houden publieke voorzieningen in publieke handen. We verkopen ons gemeentelijk vastgoed niet meer en zetten het in voor de stad. Bewoners beslissen samen over investeringen in onze buurten, met participatory budgetting, buurtbegrotingen (o.a. in West). En we richten ons op nieuwe essentiële vragen: Hoe houden we onze data in gemeenschappelijke handen en beschermen we het tegen hen die er enkel aan willen verdienen?
We moeten de niet gehoorde stemmen in het debat terugbrengen. We willen de zachte stemmen luider laten klinken, zoals onze burgemeester mooi zei. Transpersonen, bi-culturele jongeren, vrouwen, sekswerkers die hun rechten claimen. En zij die uit schaamte geen hulp durven vragen, of zij die niet de juiste woorden weten te vinden om zichzelf uit te drukken. Hun stemmen moeten gehoord worden, maar we moeten ook – als gemeente – beter ons best doen om een andere taal te spreken. De taal van de leefwereld en niet de systeemwereld of de technocratie. De taal van de mensen. Zodat iedereen toegang kan krijgen tot sociale voorzieningen.
We moeten de openbare ruimte terug-claimen. De openbare ruimte is van ons allemaal, dat we betekent dat we die ruimte moeten durven delen. De stad wordt niet top-down maar organisch ontwikkelt met de mensen die er gaan leven, wonen en werken. Een stad heeft dringend behoefte aan schone lucht en groen. Al was het alleen maar om het leven hier in de hitte van klimaatverandering leefbaar te kunnen houden. Ruimte durven delen betekent ook dat de auto niet langer zo dominant kan zijn in het straatbeeld. Ruimte maken voor voetgangers en fietsers. Daar past ook bij dat we ruimte geven aan bewoners in de Pijp die een keer zeggen: we maken een tuintje van onze parkeerplekken.
We moeten de randen terugbrengen in het nieuwe centrum (van onze aandacht). We investeren in de gebieden waar dat het hardste nodig is. Waar de armoede het grootst is, en gezondheid het slechtst. We investeren in werk, onderwijs en zorg. In de dingen die er écht toe doen voor mensen. Waar publieke voorzieningen landelijk steeds meer verschralen, willen wij ze versterken. Zodat we ongelijkheden kleiner maken, verzachten.
En we moeten de rafels niet enkel aan de randen laten rafelen. Cultuur moet niet enkel de witte yup of hippie toebehoren. Tegencultuur hoort overal te zijn.
We moeten het discours terug-claimen, op het racistische en xenofobe taalgebruik dat steeds meer gemeengoed dreigt te worden en door ‘politici’ als Blok en Dijkhoff strategisch wordt aangewakkerd. Er is een grens aan wat wij moeten pikken, zoals wethouder Groot Wassink terecht zei. Wij zijn niet bang voor wat we vinden. We willen geen racisme en discriminatie in deze stad. Vluchtelingen zijn welkom in Amsterdam. En we moeten mensen ontdoen van hun geïnstitutionaliseerde etiketten, zoals “Dublinners”. Mensen in nood moeten we hulp bieden, ongeacht hun papieren of waar ze hun vingerafdrukken hebben achtergelaten.
We moeten onze huizen terugveroveren op het kapitaal. Woningen zijn om in te wonen, geen object voor speculatie. Airbnb, de wolf in de schaapskleren van de zogenaamde deeleconomie, kan niet langer ongestoord huizen in hotels veranderen. We stoppen met de verkoop van sociale huurwoningen. En we moeten de huren beschermen, onze woningen betaalbaar houden. Voor lage én middeninkomens.
We moeten onze aarde terug-claimen, voor het te laat is. We stoppen met het gas. En we beginnen in de Van der Pek buurt. We maken lokaal klimaatakkoord met onze partners, en deze wordt wél uitgevoerd. Geen dak laten we onbenut voor zonne-energie. Stedelijke ontwikkeling kan enkel nog duurzaam zijn. Afval- en bouwketens worden circulair.
Maar een beweging vergt vooral dat:
We zorgen dat Amsterdammers de grip op hun stad kunnen terug nemen. Amsterdam wordt door ons allemaal gemaakt, gevormd, geleefd.
Amsterdam wil geen marketing product zijn maar een stad. De I amsterdam letters stammen uit een andere tijd. Zij staan symbool voor wat Amsterdam niet meer is, wat we niet meer willen zijn. Symbolen doen er toe. Waar staan we voor als stad. We staan niet langer voor I, voor ik. We staan voor diversiteit en solidariteit.
Margaret Thatcher heeft ons lang genoeg voor de gek gehouden. There is such thing as society. And there is an alternative.
In steden gebeurt het. Daar kunnen de burgers, de bewegingen, de activisten én de lokale overheid elkaar vinden. We vinden elkaar in onze gezamenlijke doelen, en in onze gezamenlijke mogelijkheden. Het lokale kunnen we veranderen. En als we met vele lokale bewegingen zijn dan kunnen niet alleen de stad maar ook de wereld veranderen...
Dat vergt een lange mars. Een lange mars door de instituties. Ook door onze eigen instituties.
Het vergt volharding. De horizon ligt verder dan over 4 jaar. En het vergt acceptatie dat er dingen zullen mislukken of niet gelijk zullen lukken. En het vergt geduld.
Maar we moeten gaan bewegen, want “Zij die niet bewegen, merken niet dat ze in ketenen liggen.” (Rosa Luxenburg).
Herbert Marcuse zei: “Most people are afraid of freedom. They are conditioned to be afraid of it.”
Laten we niet meer bang zijn. Laten we ons on-conditioneren. Uitkapselen.
Laat het dit jaar beginnen. 50 jaar na 68.